Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Longeren met dubbele longe





Algemeen

Doel
Met het werken met een dubbele longe kun je directer inwerken op het paard. Het bevordert de aanzet van de achterhand. Tevens is het een goede voorbereiding op het werk aan de hand, met training van piaffe en passage.

Werking
De buitenteugel:
• controleert het tempo
• houd je paard op de volte
• je kunt halve ophoudingen geven
• begrenst de achterhand
De binnenteugel:
• geeft de richting aan
• zorgt voor de stelling

Voordelen
• je kunt meer invloed uitoefenen op stelling en buiging
• je kunt beter op de mond inwerken en ophoudingen geven
• je paard is meer opgesloten
• met de buitenlonge via de achterhand, zal je paard actiever zijn in de achterhand
• je kunt eenvoudig van hand veranderen zonder een bijzetteugel te hoeven verstellen
• je kunt beter inwerken op de buitenkant van je paard en daardoor je paard begrenzen
• je kunt zijgangen oefenen

Wanneer te beginnen
• paard en longeur moeten het longeren met één teugel goed beheersen
• de longeur moet het longeren met een dubbele teugel eerst oefenen op een paard dat het al kent of beginnen met een rustig paard die vertrouwen heeft in de longeur
• bekijk eerst of je paard de teugel achter de benen verdraagt en geef hem de tijd om te wennen. Geef toe met de buitenteugel als hij gaat rennen.
• je paard moet goed getraind zijn

Inhoud video:
basis
cavaletti
corrigeren paard

terug naar boven

Materiaal

• het liefst een dubbele longe uit één stuk. De lengte is 18 meter. Wanneer je twee longes gebruikt kan het voorkomen dat de buitenlonge te kort wordt ten opzichte van de binnenlonge. Bij twee longes neem je één in de linker hand en één in de rechter en je neemt ze op in lussen zoals een enkele longe.
• de zweep heeft een lengte van 1.75 m.
• een schoftje of longeersingel met voldoende ruime ringen zodat de musketonhaken erdoor kunnen
• of een eenvoudig rijzadel, waarvan beide beugels afhangen en onder de buik met een koortje aan elkaar worden gebonden om klapperen te voorkomen
• een hoofdstel of kaptoom


terug naar boven

Bevestiging dubbele longe


1. De buitenlonge ligt achter de schoft over de rug van het paard door de buitenbeugel naar de buitenbitring.
De beweging van de achterbenen werkt niet in op de longe waardoor er een stillere verbinding is met de mond van het paard aan de buitenkant.
De binnenlonge gaat vanuit de binnenhand door de binnenbeugel naar de binnenbitring.


2. De buitenlonge loopt onder de staart door langs de achterhand door de buitenbeugel naar de buitenbitring.
De achterhand is beter begrensd en je kunt je paard makkelijker van hand veranderen.
De binnenlonge gaat vanuit de binnenhand door de binnenbeugel naar de binnenbitring.


3. De longe gaat aan beide kanten door de beugels, van buiten naar binnen door het bit en met de haak verbinden aan de ringetjes van je zadel.

4. Bij gebruik van een longeersingel kun je de longe eerst via een ring halen, dan door de bitringen weer terug naar de singel. De buitenlonge moet dan over de rug teruglopen naar de buitenhand.

5. Via de beugels, van buiten naar binnen door de bitringen en bevestigen tussen de benen van je paard. Een methode die gebruikt moet worden als het paard erg moeilijk afbuigt.


terug naar boven

Dubbele longe vasthouden

longeren met twee longes
• neem de longes in lussen op in beide handen
• neem de zweep bij één van de longes in de hand
• geef de lussen van de ene hand af en toe even aan de andere hand als je de zweep wilt gebruiken
• let op dat je de zweep niet gebruikt terwijl je de buitenlonge vasthebt want dan trek je je paard in de mond.


Bron:
Longeren met
L. Haanstra


longeren met aaneengesloten longe
methode 1:
• begin met aan beide zijde de longe in lussen op te nemen alsof je met twee longes werkt en laat je paard gaan stappen
• breng je paard op de juiste cirkel en laat de lijnen vieren
• wanneer je paard op de cirkel loopt, neem je de longeerlijnen in één hand en de zweep in de andere
• de binnenlonge gaat onder de pink, via handpalm tussen middelvinger en wijsvinger naar buiten en hangt daar naar beneden
• de buitenlonge gaat over de wijsvinger, door de handpalm en hangt daar naar beneden
• beide longes komen in de handpalm samen, lopen netjes over elkaar en worden licht omvat door de onderste vingers. Duim en wijsvinger kunnen daardoor ontspannen
• je houdt je hand met rug van de hand naar boven zodat je met één beweging van je hand beide teugels onafhankelijk kunt toegeven
• je andere hand heb je vrij voor de zweep en je kunt tevens op één van de teugels extra druk geven door de bewuste teugel even vast te nemen zonder de basishouding te veranderen in de eerste hand. Je neemt dan de zweep naar achteren.


Bron:
Longeren met
L. Haanstra


longeren met aaneengesloten longe
methode 2:
• neem de longerlijn dubbel op lussen in je rechterhand (linksom longeren)
• breng je paard op de juiste cirkel en laat de lijnen vieren
• neem de longeerlijn in de linkerhand op en laat hem tussen je duim en je wijsvinger naar je paard gaan
• houd ook de zweep eerst in de linkerhand
• neem even de rechterteugel in je linkerhand om de teugels netjes op te steken en houd de lussen vast met de duim van je rechterhand
• breng de rechterteugel tussen je ringvinger en pink



longeren met aaneengesloten longe
methode 3:
• neem de zweep in de rechterhand (linksom longeren)
• breng je paard op de juiste cirkel en laat de lijnen vieren
• neem de buitenteugel tussen duim en wijsvinger
• neem de binnenteugel tussen middel- en ringvinger
• neem de lussen op tussen de ringvinger en pink
• houd de rug van je hand naar boven


inhoud video:
een lange intro
techniek dubbele longe
werken met lange teugel
schouder-voor
appuyement

inhoud video:
springen aan de dubbele longe


terug naar boven

Beginnen met longeren

• neem de zweep onder je oksel met de slag naar achteren of leg hem even weg
• zorg dat je contact houdt met de binnenteugel
• leg de buitenteugel eerst over de rug
• neem de longes in lussen op in beide handen
• geef de lussen van de rechterhand even aan de linker
• klop wat op de achterhand en spreek je paard rustig toe
• neem de lussen van de buitenlonge weer in de rechterhand
• nu leg je de buitenteugel voorzichtig langs de broekspieren

• laat je paard stappen
• houd rekening met wegrennen en bokken van je paard. Geef dan de buitenteugel toe

• om je paard veilig te laten wennen aan een lijn achter zijn benen, kun je een bandage om zijn achterhand hangen om te wennen.

eerste keer

terug naar boven

Van hand veranderen met dubbele longe

Je kunt buitenlangs via een S van hand veranderen.

• verklein de cirkel tot helft van de baan
• neem de longes ordelijk op in lussen
• laat de oude binnenlonge vieren en verkort snel de oude buitenlonge

• doe dit eerst in stap, dan draf en daarna eventueel in galop
• bij galop moet een changement uitgevoerd worden waarbij je het paard de kans moet geven door hem wat langer rechtuit te laten gaan


terug naar boven

Longeren als training

Je paard moet zeker vier jaar oud zijn en fysiek en mentaal toe zijn aan de training met een dubbele longe en het werk met de enkele longe beheersen.
Pas als je paard niet meer gespannen is door de teugels achter de broek langs kan de echte training beginnen.
Train nooit te lang aan de longe. Voor een goed getraind paard is een half uur tot drie kwartier al voldoende. Het is beter een half uur goed te trainen dan een goed uur half!

Fysiek onvermogen
Sommige paarden hebben nu eenmaal niet de juiste bouw of andere beperkingen om te kunnen trainen met een bijzetteugel. Wanneer je paard zich duidelijk niet geeft, let dan eens op de volgende zaken:
• heeft mijn paard last van spat, een instabiel bekken of een rugprobleem?
• is er iets met de mond, zoals een wondje of een wolfstand?
• is zijn anatomische bouw ongeschikt zoals uitzonderlijjk zware kaken, dikke oorspeekselklieren of weinig nek?


Doel van je training:
Om je paard te trainen de achterhand verder onder het zwaartepunt te brengen en meer aanleuning te verkrijgen, kun je hem geleidelijk meer aan het werk zetten.
In alle fases van je training moet je paard zo veel mogelijk voldoen aan het ideale beeld van een "goed gaand paard". Het is een ideaal beeld waaraan geen enkel paard volledig kan voldoen maar het blijft een doel om naar te streven.
De training moet beginnen zonder al te veel druk op de longeerlijnen om je paard los te werken en eindigt met een relaxte stap om uit te stappen.

in alle gangen
• je paard is werkwillig, rustig en attent
• het orenspel is vriendelijk
• de mond is gesloten en laat los
• zijn hoofd is duidelijk voorwaarts-neerwaarts
• de rug komt omhoog waardoor de buikspieren meer gebruikt worden
• het gaat recht vanuit een actieve achterhand
• je paard is nageeflijk en zoekt licht steun op de teugels
• je longeerlijnen hebben een lichte en constante verbinding met de mond

stap
• ieder been dient afzonderlijk neergezet te worden en weer opgetild zodat je paard in een zuivere viertakt stapt
• het acheterbeen verdrijft op het laatste moment het voorbeen aan dezelfde kant en stapt ongeveer één hoeflengte over de afzet van het voorbeen
• ontspanning, aktief en recht stappen is echter belangrijker dan het voorgaande
• de bijzetteugel zou iets losser moeten zijn dan in stap en draf
draf
• een actieve beweging in zuivere tweetakt met een duidelijk zweefmoment
• hals en rug moeten ontspannen zijn zodat de draf meer uitdrukking krijgt
• de schenkel van het achterbeen dat naar voren komt moet ideaal gezien voor de loodlijn van het achterbeen komen, zodat het achterbeen meer onder het zwaartepunt van het paard komt
• het zwaartepunt ligt vlak achter de schoft
• de rug is ontspannen en durchlässig
galop
• een zuiver drietakt met een duidelijk zweefmoment
• er moet sprake zijn van een mooi naar voren en over de rug gesprongen galopsprong


Variaties in het longeren

Veel van gang en tempo veranderen:
Het vaak veranderen van de gang of het tempo maakt je paard vlijtig, sterk en gehoorzaam. Leer hem om bijvoorbeeld van galop naar stap of halthouden te gaan en andersom en van tempo te wisselen binnen de gangen. Daar tussenin liggen nog vele variaties en leer deze allemaal op commando uit te voeren door middel van herhaling en beloning.

Volte verkleinen
Met kleine ophoudingen vraag je het paard naar binnen te komen, terwijl je de longes inneemt. De diameter is afhankelijk van de africhtingsgraad van je paard. Het longeren op een kleinere cirkel bevordert het onderbrengen van de achterhand, het verbeteren van de balans en de buiigzaamheid. Vraag meer stelling naarmate de volte kleiner is. Het paard moet nu vanzelf vanuit het binnenbeen aangalopperen en blijft daardoor meer gesloten. Het openen van de volte is een beloning voor je paard.
Longeer nooit te lang op een kleine volte want het is bijzonder zwaar voor de pezen en spieren van je paard en vergt veel van zijn kracht en conditie.


Longeren met balken of cavaletti
Leg 4 tot 8 balken binnen bereik om te gaan gebruiken. Longeer je paard eerst om hem los te maken zonder de balken.
Leg de balken neer met de binnenkant naar het hart van de longeercirkel. De afstanden zijn in het midden van de balken: stap: 80 cm, draf 1.20 - 1.50 m., galop: 2.40 - 3.00 m..
Door de cirkel te vergroten of te verkleinen kun je de afstanden aanpassen aan het ritme van je paard of het doel van je training. Begin altijd door je paard te laten draven over passende afstanden om te zorgen dat hij niet angstig wordt of uit zijn balans of ritme raakt.
Daarna kun je gaan variëren met de afstanden al naar gelang het doel is van je training: passen verruimen of verzamelen. Je kunt de balkjes allemaal of enkele hoger leggen aan één kant of beide kanten. Het leert je paard beter de gewrichten van zijn voorknie en spronggewricht te gebruiken en zijn lichaam losser te gebruiken. Tevens bevordert het de coördinatie van je paard en het verbetert de veerkracht. Gebruik je fantasie en begrijp wat jouw paard nodig heeft.
Wanneer je de balken in het midden op een afstand legt van 2.40 m., kun je je paard er in alle drie gangen goed overheen leiden door te variëren met de diameter van de cirkel waardoor je paard in stap over de binnenkant gaat en in galop over de buitenkant.



Kleine sprongen maken
Longeer je paard eerst om hem los te maken zonder de balken.
Tijdens het maken van een sprongetje mag je je paard niet bijzetten.
Door een sprongvariatie te plaatsen op de longeercirkel met de punten van de balken naar het midden van de cirkel kun je je paard laten springen aan de longeerlijn.
Een drafbalk voor een hindernis ligt op een afstand van 2.00 - 2.75 m., een galopbalk voor een hindernis ligt op een afstand van 2.60 - 3.00 m. en in-uitjes 2.90 - 3.50 m. al naar gelang je uit draf of uit galop laat springen. Leg de balken op een blok, een kistje of bijvoorbeeld banden om te zorgen dat je longeerlijn over de hindernis kan gaan. Let er goed op dat de longeerlijn niet ergens achter blijft haken. Til hem iets op op het moment van de sprong en geef iets toe om je paard de gelegenheid te geven zijn hoofd en nek te gebruiken tijdens de sprong.
Wanneer je op deze manier een paar in-uitjes neerzet verbetert het ritmegevoel, de cadans, de buigzaamheid, de veerkracht en de coördinatie.
Doe de oefeningen niet te vaak en te lang omdat het belastend is voor de benen van je paard en om verveling te voorkomen.


Andere variaties
Je kunt je paard meer of minder stellling en buiging laten lopen en lichte buigingsarbeid laten doen. Wanneer je de zijgangen en piaffe en passage e.d. wilt oefenen, longeer je niet meer met dubbele teugel maar ga je werken met lange lijnen .


terug naar boven

Dressuuroefeningen in zakformaat
Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............



terug naar boven