Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Hogeschool dressuur







Wat is hogeschooldressuur

Onder Hogeschool of hogeschooldressuur verstaat men paardendressuur met bewegingen als piaffe, passage, capriole en levade. Dit is het hoogste niveau dat in de dressuursport te bereiken is. Er bestaan oefeningen op de grond (pirouette, passage, piaf, terre à terre, Spaanse draf) en oefeningen boven de grond (o.a. ballotade, courbette, croupade, capriole, levade en pesade). Hogeschool wordt onder andere beoefend in de Spaanse rijschool in Wenen.

De scholen "op de grond" worden ook door dressuurruiters op de hoogste niveaus van de wedstrijdsport gereden (piroutte, piaffe, passage).

Hogeschool wordt niet in wedstrijdvorm beoefend. Het hoogst haalbare niveau is Grand Prix (piaffe, passage, piroutte, wissel om de pas e.d.).


terug naar boven


Vereiste lichaamsbouw

Om deze oefeningen te kunnen uitvoeren moet het paard over bijzondere lichamelijke en geestelijke eigenschappen bezitten.
Het moet zijn achterhand goed onder zijn lichaam kunnen zetten. Als de gewrichten van nature zo staan dat het paard zijn achterbenen als het ware achter zich aan sleept, zal het nooit voldoende kunnen worden verzameld.
De manier waarop de hals op de schouders staat, is ook erg belangrijk. Als de halsaanzet te laag of te hoog is, zal dat problemen veroorzaken wanneer het paard wordt gevraagd zijn hals tot het uiterste in te buigen.
De kaak moet voldoende ruimte hebben zodat het paard het bit kan aannemen en zijn neus op de loodlijn kan brengen. Indien de kaak niet voldoende ruimte heeft, is er geen ruimte voor de achteroorspeekselklieren. Deze komen dan onder druk te staan, wat zeer pijnlijk is voor het paard.
Te bepalen of het karakter geschikt is, is moeilijker. Wanneer een jong paard bewegingen maakt die op een piaffe of passage lijken (bijv. tijdens een schrikreactie) moet je hem belonen zodat hij al snel deze specifieke reactie met iets positiefs verbindt.


terug naar boven


Houding passage/piaffe
Bron:
Dressuur met Kyra
Kyra Kyrklund Jytte Lemkow
Bron:
Dressuur met Kyra
Kyra Kyrklund Jytte Lemkow

Let op het verschil :
• van het ondertreden van de achterbenen
• de hoogte van het optillen van de achterbenen
• de plaatsing van het gewichtdragende voorbeen


terug naar boven

Piaffe



De piaffe is de verzamelde draf op de plaats met hoge tactzuivere diagonale passen. De achterhand daalt licht en komt nog lager en nog verder naar voren dan bij de passage en nog dichter bij het zwaartepunt van het paard. Door deze hoge mate van verzameling is de vrijheid van voorbenen en schouders groter. Het paard krijgt een nog trotsere houding. De voorbenen worden minstens net zo hoog opgetild als in de passage, maar de achterbenen worden wat minder hoog opgetild omdat het paard een kleinere afstand aflegt.
De toon van het opgeheven voorbeen reikt tot het midden van het pijpbeen van het andere voorbeen. De toon van de hoef van het opgeheven achterbeen reikt tot juist boven de kogel van het andere achterbeen. De hals is in oprichting en het hoofd nadert de verticale loodlijn. Het lichaam van het paard rijst en daalt in een elastische, gecadanceerde en harmonieuze beweging.
De piaffe is een van de zwaarste en moeilijkste dressuuroefeningen.

Kenmerken perfecte piaffe:
• de achterbenen dragen het gewicht met een licht op- en neer bewegend kruis
• de achterbenen treden zover onder de massa dat de hoef van het afzettende achterbeen loodrecht onder de heup is
• de voorhand van het paard is verheven, de hals opgericht en de nek is het hoogste punt
• de rugspieren hebben een elastische spanning, de lendenen worden bol
• De achterbenen zetten zich duidelijk af van de bodem, zodanig dat de opgeheven achterhoef tot aan de hoogte van de kogel van het standbeen opgeheven wordt
• het voorbeen wordt tot een vertikale houding opgeheven


Hulpen
• geef een halve ophouding en rijd het paard voorwaarts met een licht recht bovenlichaam en zit , en hele lichte teugelhulpen.
• beenhulpen moeten zacht en zwaaiend zijn.
• de ruiter moet op het paard afgaan; als het goede passen maakt moeten lichte, diagonale hulpen gegeven worden. Als het paard 'kleeft' gebruikt u beide benen tesamen in het ritme van de passen om meer impuls te krijgen, maar de passen niet te versnellen.


Hoe te leren
• Het paard moet de volledige bassisoefeningen beheersen
Voorbereiding aan de hand.
• Gebruik eventueel naast het trenshoofdstel een kaptoom om het paard onder controle te houden en begin langs de wand op de linkerhand.
• Streel het paard eerst met de zweep over de hals, kruis en achterhand voor het vertrouwen.
• Leer het paard op een stemhulp voorwaarts te treden. Lukt dit niet dan hef je de zweep met zijn punt van de grond en raak het paard ter hoogte van het spronggewricht. Let op: het terugslaan van het paard is een positieve reactie!
• Verwacht eerst nog geen volledige piaffe passen. Het is voldoende als het een levendig, verkorte draf een beetje voorwaarts treedt en niet inhoudt of achterwaarts gaat.
• Als het paard levendig in zuivere takt voorwaarts gaat dan door aannemende hulpen aan het kaptoom en voorwaarts drijvende hulpen met stem en zweep kun je piaffe-achtige passen vragen.
• Beloon het paard uitgebreid en stop de oefening. Herhaal dit een aantal malen.
• Ontwikkel het voorgaande verder onder de ruiter.
• In eerste instantie blijft de ruiter volledig passief en laat de africhter op de grond de voorgaande oefening doen.
• Aanvankelijk richt de ruiter alleen het paard recht als de achterhand uitzwaait.
• Langzamerhand neemt de ruiter de hulpen over en doet de africhter slechts ondersteunend werk.
• Als het paard geen moeite meer heeft met een iets voorwaartse piaffe ga je de piaffe op de plaats ontwikkelen. Zodra er kwaliteitsverlies optreedt ga je weer iets voorwaarts rijden.

     

Fouten
• paard drukt de rug weg
correctie: Niet het paard met de hand oprichten, daardoor kan de achterhand niet onder het zwaartepunt gebracht worden.
• het springen van het kruis
De piaffe doet mat aan en de beenzetting is niet diagonaal. Het paard piaffeert op de schouders. Het paard plaatst zijn achterhand niet voldoende onder het zwaartepunt en geeft niet genoeg na in heup- en kniegewricht.
correctie: oefeningen doen die het evenwicht verbeteren en het paard gelijk meer op de achterhand zetten zoals: aandraven vanuit verzameld halthouden, dan hele ophouding naar halthouden, dan weer aandraven en zo verder. Ook achterwaarts richten moet deel uitmaken van deze oefening. Daarna weer beginnen met de eerste piaffe passen.
• een of beide achterbenen treden naar achteren
Veroorzaakt door verlies aan balans en terugtrekken van been.
correctie: gebruik benen meer voorwaarts en stimuleer het paard om geleidelijk naar voren te kruipen met gelijkmatige passen.
• Voor- en achterbenen te dicht bij elkaar
Verkeerde balans en trainingstechniek.
correctie: vraag minder vaart en drijf voorwaarts. Sommige overgangen naar passage kunnen helpen om een groter vrijheid van de voorbenenbeweging te krijgen.


terug naar boven

Passage


De passage is een sterk verzamelde en zeer gecadanseerde draf met hogere, meer zwevende tactmatig diagonale passen. Idealiter wordt het voorbeen zo hoog opgetild dat de onderarm in een horizontale positie is, waarbij de voorknie een hoek van 90 graden maakt en de pijp loodrecht is, evenwijdig aan het been dat op de grond staat. Het diagonaal geplaatste achterbeen stapt energiek onder het paardenlichaam, vlakbij het zwaartepunt van het paard. Het been moet zo hoog worden opgetild dat de punt van de hoef net iets boven de kogel van het gewicht dragende achterbeen komt.
De hals is gracieus gebogen, met de nek als hoogste punt. De neus moet bijna op de loodlijn zijn, maar blijft er iets voor. Er moet een licht, elastisch contact met de teugels zijn.
De diagonale benenparen worden geliktijdig en met een verlengde periode van het zweefmoment opgetild en neergezet. Hierdoor lijkt het alsof het paard in slowmotion gaat.

     

Hulpen
• geef een halve ophouding in stap, draf of piaffe.
• verlicht je zit en leg beide benen dicht om je paard.
• rijd het paard voorwaarts met zit- en beenhulpen in ritme met de passen van de passage.
• de handen controleren het evenwicht en het tempo van de snelheid en het ritme van de passen.


Hoe te leren
• Piaffeert het paard aan de hand al goed op de plaats dan kan met een gematigd drijven de passage gaan vragen. Enkele passen uitbundig belonen.
• Als het paard enkele passen kan tonen, kun je onder de ruiter gaan oefenen.
• Vanuit de piaffe drijf je het paard op de rechte lijn geleidelijk voorwaats waarbij je verzameling en geslotenheid handhaaft.
• Telkens kortere afstanden in draf rijden met snel opeenvolgende tempowisselingen en nadrukkelijk verheven passen. Laat je paard energiek door middel van drijvende hulpen uitstrekken en vang dat vrijwel gelijktijdig op met zit en zachte hand.
• Het rijden van gebogen lijnen kan bevorderend werken. (niet voor alle paarden)

  

Fouten
• onregelmatig ritme
Veroorzaakt door slechte manier van lopen, verkeerde techniek of gebrek aan verzameling.
correctie: houd het paard gehoorzaam en voor de benen van de ruiter. Zorg voor goede, correcte vaart en engagement in verzamelde draf.
• benen zwaaien uit, stapt niet recht
Veroorzaakt door scheve ruiter, te harde of verwarrende hulpen, gehinderde rugspieren. correctie: keer terug naar voorgaande stadia, in het bijzonder de voorwaartse piaffe.
• te ingehouden passage met weinig uitdrukking en slepend
Veroozaakt door een gebrek aan verzameling en vaart of begrip.
correctie: terugggaan naar training in verzamelde draf met veel overgangen. Breng "Schwung" in de draf.
• te gehaaste passage
correctie: rijd halve ophoudingen


terug naar boven

Pirouette

Een pirouette is de kleinste vorm van een volte in travers.
De achterbenen beschrijven een heel klein cirkeltje, terwijl de schouders een grotere cirkel maken. Het paard wendt om de achterhand. Het paard is daarbij in de lengte gebogen van oor tot staart in de richting van de beweging. Het mag zijn zuivere drietakt niet verliezen.
In de pirouette ligt de belasting op het binnenachterbeen, het spronggewricht buigt zich om onder de massa te komen. Dat kost enorm veel kracht terwijl de drie anderen benen slechts de balans bewaren.

  

Hulpen
• als voorbereiding moet men de goed verzamelde galop nogmaals verkorten voor de plaats waar men van plan is de pirouette uit te voeren.
• maak een halve ophouding met de buitenteugel.
• de buitenteugel begeleidt de schouders in de wending. Belangrijk hierbij is dat de buitenteugel niet terugwerkt en de buiging daardoor vermindert.
• in combinatie met het binnenbeen van de ruiter neemt de buitenteugel elke galopsprong afzonderlijk van het buitenbeen over.
• het buitenbeen van de ruiter vraagt het buitenachterbeen onder het zwaartepunt.
• het zwaartepunt van de ruiter wordt naar achteren richting het binnenachterbeen gebracht. Hierdoor wordt het binnenachterbeen meer belast en daardoor de voorhand ontlast.
• de binnenzitbeenknobbel moet het paard bij iedere galopsprong in de voorwaatse beweging ondersteunen.
• een combinatie van binnenzitbeenknobbel, binnenbeen en binnenteugel zorgt ervoor dat de lengtebuiging behouden blijft.


Hoe te leren
Eerst in stap, dan in draf en uiteindelijk in een verzamelde galop.
a. de volte in travers verkleinen
Wanneer het paard de volte in travers kan lopen, kan men de volte gaan verkleinen. Zo ontstaat een werkpirouette die de basis legt voor de pirouette.
Hoe sterker het paard wordt in zijn achterhand, hoe kleiner de volte kan worden die hij kan lopen. Forceer nooit een te kleine volte als het paard er nog niet aan toe is.
Als het paard verzameld kan galopperen kan deze oefening ook in galop gereden worden. Begin met een paar passen en vergroot de cirkel weer.
b. een kwart pirouette (¼ pirouette)
Door een vierkante volte in travers te rijden (een carré) en in de hoeken de schouders om de voorhand te leiden (traversmatig de wending door rijden), ontstaat een (1/4e) wending om de achterhand. De vier hoeken tezamen vormen een hele pirouette.
c. keertwending (¼ pirouette)
Wanneer men op de hoefslag schouderbinnenwaarts rijdt en halverwege de schouders met de buitenteugel stap voor stap naar binnen leidt, totdat men is omgedraaid (180"), ontstaat een stappirouette of keertwending.
Aansluitend kan men renverseren.
Belangrijk hierbij is dat de ruiter bepaalt in hoeveel passen het paard de wending maakt, de lengtebuiging, het tempo en de takt bewaart blijven.
d. ½ pirouette
Zodra het paard kan appuyeren in beide richtingen en al redelijk sterk is geworden in zijn achterhand, kan men aansluitend op het appuyement een ½ pirouette rijden en weer terug appuyeren naar de hoefslag.
e. hele pirouette
Een hele pirouette van 360" kan gereden worden zodra het paard de kwart en halve pirouette zonder problemen uit kan voeren, zowel geestelijk als lichamelijk. Men kan deze rijden in 2, 3, 4 of 8 sprongen.

     

Fouten
• achterhand zwaait uit
Veroorzaakt door scheve ruiter of te veel binnenteugel. Stijfheid is ook een oorzaak of gebrek aan begrip/gehoorzaamheid aan het buitenbeen van de ruiter.
correctie: oefen achterhand-binnenwaarts of voltes in verschillende grootte.
• achterbenen springen tegelijk
correctie: bevestig kortere en beter verzamelde galop. Zorg voor goede voorbereiding de laatste twee passen. Ananlyseer welk "kwart" van de pirouette te groot is en maak een halve ophouding net voor dit punt.
• voorhand is te gehaast
Verzoorzaakt door mentale spanning of verlies van balans en controle.
correctie: maak een grotere pirouette, hetzij volledig, hetzij bepaalde "kwarten" om het paard voorwaarts aan het binnenbeen te houden.
• geforceerde, krachteloze galopsprong
correctie: niet te lang galopperen voordat je de pirouette inzet, zodat je je paard beter verzameld houdt, en stel het llicht schoudervoor in. Neem de energie van de verzamelde galop mee in de beweging van de pirouette en belast je binnenzitbeenknobbel voor de juiste balans.
• croup hoog, boeg laag
Galop is niet correct verzameld.
correctie: Oefen in volte, dan rechtgericht, varieer de mate van verzameling en streef naar correctheid.
• het paard valt terug in draf.
correctie: de ruiter kan te sterk achteroverhangen of het paard heeft in de voltes op twee hoefslagen nog niet voldoende geoefend of het kan de achterhand nog niet gelijkmatig door springen vanwege te zware belasting.
• het paard gooit zich om, verliest buiging en komt op de binnenschouder.
correctie: Niet teveel terugwerken met de buitenteugel.
• paard brengt de schouders te snel naar binnen.
correctie: meer binnenteugel.
• de schouders gaan te traag.
correctie: buitenteugel moet duidelijker inwerken en de schouders mee naar binnen nemen.
• het paard gaat niet voldoende "zitten".
correctie: buitenbeen ruiter moet het buitenachterbeen meer onder de massa vragen.


terug naar boven

Bewegingen van de Hogeschool

Pirouette
Passage
Piaffe


Terre à terre
Spaanse draf Ballotade
Courbette Croupade Levade/Capriole

terug naar boven

Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............


terug naar boven