|
Het skelet van het paard: | |
![]()
|
|
![]()
|
|
1. Voorhoofdsbeen - os frontale
2. Neusbeen - os nasale 3. Achterhoofdsbeen - os parietale 4. Oogkas 5. Jukbeen - os zygomatycus 6. Bovenkaaksbeen - maxilla 7. Onderkaaksbeen - mandibula 8. Eerste halswervel/atlas 9. Zevende halswervel 10. Eerste borstwervel 11. Borstwervels - vertebrae thoracae 12. Lendewervels - vertebrae lumbales 13. Kruis-/heiligbeen - sacrum 14. Staartwervels - vertebrae caudales 15. Schouderblad - scapula 16. Boeg-/schoudergewricht 17. Opperarmbeen - humerus 18. Ellebooggewricht 19. Ellepijp met ellepijpshoofd - ulna 20. Spaakbeen - radius 21. Voorkniegewricht - carpus
22. Haakbeen - os carpi accessorium
23. Pijpbeen met griffelbeentjes - metacarpus 24. Kootgewricht 25. Sesambeentjes - sesamo�des 26. Kootbeen - phalanx proximalis 27. Kroonbeen - phalanx media 28. Hoefbeen - phalanx distalis 29. Ribben - costae 30. Bekken - pelvis 31. Heupknobbel 32. Zitbeen - ischium 33. Heupgewricht 34. Dijbeen - femur 35. Knieschijf - patella 36. Kniegewricht - tarsus 37. Scheen-/schenkelbeen - tibis 38. Kuitbeen - fibula 39. Spronggewricht - tarsus 40. Hielbeen/hak - calcaneus |
|
HET SKELET LEREN (nu ook voor iPad): KLIK HIER! skelet: 210 botten (ongeveer) schedel: 37 botten ieder oor: 3 gehoorbeentjes voorbeen/achterbeen: 40 botten ruggengraat: 54 wervels ribben: 36 (2x18) lendewervels: 6 staartwervels: 18 Arabier: ribben 34 (2x17) lendewervels: 5 staartwervels: 16 Het skelet van een paard bestaat uit zo'n 210 botten (ongeveer) waarvan er 37 in de schedel zitten, inclusief drie gehoorbeentjes in ieder oor. De ruggengraat bestaat uit 54 wervels. De eerste twee zijn de atlas en de draaier, deze zorgen er voor dat het hoofd kan draaien. Een paard heeft in het totaal 36 ribben, maar er zijn rassen die 34 ribben hebben bijvoorbeeld Arabieren. De belijning van de Arabier wordt bepaald door de unieke bouw van het skelet. De Arabier heeft 17 ribben, 5 lendewervels en 16 staartwervels; bij de andere rassen zijn de aantallen respectievelijk 18, 6 en 18. Dit verschil in bouw is mede oorzaak van de hoge staartdracht. Er zijn ook rassen met 38 ribben. In een voorbeen of een achterbeen (inclusief het bekken) bevinden zich in het totaal zo�n 40 verschillende botten. Meer weten......... |
|
Video's |
De spieren van het paard: | ||
![]()
|
||
4. m. splenius
5. m. trapezius 7. m. latissimus dorsi 6. m. serratus ventralis 8. m. sternomandibularis 9. m. brachiocephalicus 11. m. subclavius 13. m. deltoideus 14. m. caput longum mi.tricipitis brachii 15. m. caput laterale mi.tricipitis brachii 16. m. brachialis 17. m. extensor carpi radialis 18. m. extensor digitalis communis 19. m. extensor carpi ulnaris 21. mm intercostales externi 22. m. obliquus externus abdominis 22'. m. aponeurosis mi.obliqui externi abdominis 24. m. tensor fasciae latae 25. m. gluteus medius 26. m. gluteus superficialis 27. m. biceps femoris 28. m. semitendinosus 30. fascia lata 31. m. extensor digitalis longus
4. riemspier of miltvormige spier
5. monnikskapspier 7. brede rugspier 6. onderste getande spier 8. borstbeen/onderkaakspier 9. 11. ondersleutelbeenspier 13. deltaspier 14. lange hoofd van de driehoofdige bovenarmspier 15. buitenste hoofd van de driehoofdige bovenarmspier 16. tweehoofdige bovenarmspier 17. binnenste handstrekker 18. gemeenschappelijke teenstrekker 19. buitenste handstrekker 21. tussenribspieren 22. buitenste schuine buikspier 22'. rechte buikspier 24. peesblad van het bovenbeen 25. middelgrote bilspier 26. oppervlakkige bilspier 27. tweehoofdige dijspier 28. halfpezige spier 30. spanner van het brede dijvlies 31. lange teenstrekker Meer weten......... Verloop van de spieren, origo en insertie, functie en SPIEREN LEREN: Klik hier! LIJST belangrijke spieren (origo insertie, functie): Klik hier! |
||
![]()
9. m. brachiocephalicus 15. m. caput laterale mi.tricipitis brachii - buitenste hoofd van de driehoofdige armspier 16. m. brachialis - tweehoofdige bovenarmspier 17. m. extensor carpi radialis - binnenste handstrekker 18. m. extensor digitalis communis - teenstrekker 19. m. extensor carpi ulnaris - buitenste handstrekker 36. m. extensor digitalis lateralis - buitenste teenstrekker 40. tendo mi.flexoris digitalis profundi - diepe teenbuiger 44. tendo mi.flexoris digitalis superficialis - oppervlakkige teenbuiger 45. interosseus - tussenbotspier 50. m. abductor digiti primi longus 51. retinaculum flexorum 51'.retinaculum extensorum 52. lig.metacarpeum transversum superficiale 53. lig.annulare digiti Meer weten......... Spieren leren? Klik hier! |
||
![]()
27. m. biceps femoris - tweehoofdige dijbeenspier 28. m. semitendinosus 31. m. extensor digitalis longus - lange teenstrekker 36. m. extensor digitalis lateralis 37. m. gastrocnemius - kuitspier 39. m. semimembranosus - halfvliezige spier 40. tendo mi.flexoris digitalis profundi - pees diepe teenbuiger 41. m. soleus 43. m. flexor digitalis lateralis - buitenste teenbuiger 44. tendo mi.flexoris digitalis superficialis 45. m. interosseus - tussenbotspier 53. m. popliteus 57. m. adductor 58. tendo mi.tricipitis surae - achillespees 59. retinaculum extensorum crurale 60. retinaculum extensorum tarsale 61. retinaculum extensorum metatarsale 62. m. extensor digitalis brevis 62'. lig.accessorium mi.flexoris digitalis profundi 63. lig.metatarseum transversum superficiale 64. lig.patellae laterale 65. lig.patellae intermedium 66. meniscus lateralis 67. lig.collaterale laterale Meer weten......... Spieren leren? Klik hier! |
Springoefeningen in zakformaat |
![]() Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje? Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid. Lees meer ............ |
De hoef | |||
![]()
De hoef is te vergelijken met onze middelste vinger of teennagel. Het paard loopt als het ware op het puntje van zijn (uitgegroeide) vinger of teen. A: Spronggewricht B: Kniegewricht Meer weten......... |
|||
![]()
A. Kroonrand B. Zoom C. Hoornwand D. Verzenen E. Verzenenwand F. Kwartier G. Toon/teen H. Hoornige ballen Meer weten......... |
|||
![]()
1. Draagrand 2. Witte lijn 3. Hoornzool 4. Straal 5. Zijdelingse straalgroeven 6. Middelste straalgroeve 7. Hoornige steunsels 8. Hoornige ballen Pas op: de witte lijn is niet wit, maar bruin of gelig en ligt aan de binnenkant van de ongepigmenteerde hoefwand (waterlijn) die wel wit is. Meer weten......... |
|||
![]()
1. Sesambeenderen. Twee half pyramidevormige beenderen 2. Pijpbeen 3. Het kootbeen 4. Kroonbeen 5. Hoefbeen 6. Straalbeen. Een klein langwerpig, plat been. Maakt deel uit van het hoefkatrol Meer weten......... |
|||
![]()
|
|||
Video
hoefbeweging
|
Het gebit |
![]() ![]() |
Kaakhelft volgroeid paard • 3 snijtanden • 6 kiezen 3 of 4 premolaren (valse kiezen) 3 molaren • 1 hoektand (ook haaktanden of hengstentanden genoemd) Totaal volgroeid paard • 12 snijtanden (6 in de bovenkaak en 6 in de onderkaak) • 24 kiezen (6 aan iedere kant in de boven- en onderkaak) 12 premolaren (valse kiezen) 12 molaren • 4 hoektanden (ook haaktanden of hengstentanden genoemd) Totaal 36 tot 42 tanden Haaktanden of hengstentanden Komen bij hengsten voor en soms ook bij merries De lagen Een tandloze opening tussen snijtanden en de kiezen. Dit is de plaats waar het bit ligt. |
![]() Snijtanden Zij snijden het gras af en brengen het voedsel in de mond. Wanneer de tand doorkomt is het midden hol en heeft iets weg van een schelp. Deze tand- of kroonholte (infundibulum) is tapvormig en neemt geleidelijk af in grootte, eerst bij de middelste tanden en daarna bij de buitenste. Er treedt een verkleuring op in het dentine (tandbeen), dat het midden vormt van de tand, het tandsterretje. Tijdens de slijtage veranderd het steeretje van vorm van streepje, tot ovaal tot rond. Op 13-jarige leeftijd is het verdwenen. Op ca, 10-jarige leeftijd ontstaat een sleuf in de buitenbovensnijtand, de groeve van Galvayne. |
![]()
Kiezen of molaren
De kiezen van een paard blijven doorgroeien. Het paard is een planteneter en het voedsel wordt vermalen tussen de kiezen alvorens het kan worden ingeslikt en een goede vertering kan plaatsvinden. De kiezen bestaan uit 3 of 4 premolaren (valse kiezen) aan elke kant van elke kaak, afhankelijk of er wolfskiezen (1e premolaar) aanwezig zijn. Daarachter liggen 3 molaren. |
Meer weten......... |
Spijsverteringsstelsel | |
![]()
|
|
1. mondholte - oris/stoma 2. slokdarm - eosphagus 3. maag - gaster/ventriculus/stomachus 4. dunne darm - twaalvingerige darm - duodenum - nuchtere darm - jejunum - kronkeldarm - ileum 5. blinde darm - caecum 6. en 7. karteldarm - colon - 6. eerste gedeelte karteldarm - colon ascendens - 7. laatste gedeelte karteldarm - colon descendens 8. endeldarm - rectum 9. anus/aars - anus Functie • het verteren van voedsel • het opnemen van voedsel in de bloedbaan Het paard is een eenmagig dier en een herbivoor (planteneter). Meer weten......... |
|
Video koliek operatie |
|
Mondholte - oris/stoma Functie • opname van voedsel • verkleining van voedsel door middel van kauwen • de speekselklieren, gestimuleerd door het kauwen, produceren speeksel. Speeksel heeft weinig verteringskracht maar maakt de voedselmassa tot een voedselbrei en draagt bij aan de voorbereiding van het verteren van koolhydraten. • de tong zorgt voor smaak/proeven en mede voor de vermenging van speeksel en voedsel |
|
Slokdarm - eosphagus Vormt de verbinding tussen de keel - pharynx en de maag - gaster. Deze bestaat uit kringvormige spieren die zich achter een voedselbrok samentrekken (peristaltiek) zodat het voedsel zich verplaatst. Tussen slokdarm en maag zit een krachtige sluitspier - cardiac sphincter waardoor het paard niet kan overgeven. Functie • vervoert het voedsel samen met speeksel door middel van peristaltische bewegingen naar de maag |
|
![]()
Maag - ventriculus (gaster) Relatief klein orgaan. Het kan slechts 10 tot 15 liter bevatten. Capaciteit is dus beperkt zodat paard meerdere malen per dag voedsel moet opnemen. In de maag begint de feitelijke vertering. Functie • slaat het voedsel tijdelijk op, omdat deze steeds maar kleine hoeveelheden voedsel doorstuurt naar de 12 vingerige darm • maagzuur en enzymen starten de afbraak van het voedsel (koolhydraten - carbohydraat, vetten, eiwitten - proteïnen) • de maag maakt knedende bewegingen om het enzym en het maagzuur goed te verdelen en in te laten werken op het voedsel • het voedsel verlaat de maag via de maagportier - pylorus Meer weten......... |
|
![]()
![]() Dunne darm De belangrijkste taak is het absorberen (opnemen in het bloed) van voedsel. De wand van de dunne darm bestaat uit plooien met daarop zeer veel darmvlokken - villi: deze plooien zorgen voor oppervlaktevergroting. De dunne darm bestaat uit: • twaalvingerige darm - duodenum • nuchtere darm - jejenum • kronkeldarm - ileum Functie Twaalfvingerige darm - duodenum • de lever en alvleesklier monden uit in de twaalfvingerige darm (paard heeft geen galblaas) • deze toevoegingen zorgen voor een genuanceerdere afbraak van het voedsel dan de maag. Functie tweede deel van de dunne darm (jejenum en begin van ileum) • darmsap zorgt voor verdere vertering van voedsel • voedingstoffen worden opgenomen in het bloed door middel van van absoptie (resorptie) Meer weten......... |
|
![]() caecum ![]() colon ![]() rectum en anus
Dikke darm Bestaat uit: • blinde darm - caecum • karteldarm - colon • endeldarm - rectum • anus De blinde darm - caecum Dit is een grote langwerpige, komma-vormige blinde gistingskamer. Het heeft slechts één opening. Functie • ruwe celstof wordt afgebroken door bacteriën (gisting) waardoor vluchtige vetzuren ontstaan karteldarm - Colon - colon ascendens (opstijgende deel) - colon transversum (dwarse deel)r>   - colon descendens (afdalende deel) - colon sigmoideum (laatste gedeelte) Functie • absorberen van water en zouten • de aanwezige bacteriën produceren een vitamine B en K en maken diverse aminozuren • het verder omzetten van plantaardig materiaal in vluchtige vetzuren Endeldarm - rectum (geel)/Anus (rood) Functie • opslag van mest • onttrekken van water • de anus scheidt de onverteerbare voedselresten en gassen uit |
|
Meer weten......... |
Bloedsomloop | |||||||||||||||||||||
![]() |
|||||||||||||||||||||
![]() Zuurstofrijk bloed wordt meestal rood aangegeven en zuurstofarm blauw. Hart 1a. rechter boezem - atrium 1b. linker boezem - atrium 1c. linker kamer - ventrikel 1d. rechter kamer - ventrikel 2. aorta - hoofdslagader 3. leverslagader - arteria hepatica 4. darmslagader - arteria mesenterica 5. longslagaders - arteriae pulmonales 6. halsslagader - arteria carotis 7. onderste holle ader - vena cava inferior 8. leverader - venae hepaticae 9. poortader - vena porta 10. bovenste holle ader - vena cava superior 11. longader - vena pulmonalis a. longen b. nieren c. andere organen d. lever e. darmen f. voorbenen g. achterbenen |
|||||||||||||||||||||
Functie bloedsomloop • bloed rond pompen Bloeddruk: systolisch 110, gemiddeld 90, diastolisch 70 mm Hg Hoeveelheid: 9,7 gr per 100 gr lichaamsgewicht De bloedsomloop is een systeem van buizen waar het bloed door het hart doorheen gepompt wordt. Het voorziet de organen en weefsels van hun behoeften en voert afvalproducten en koolzuurgas (kooldioxide) af. De bloedsomloop is een "gesloten bloedsomloop" omdat het zuurstofrijke en -arme bloed gescheiden wordt rondgepompt. Alleen in de haarvaten hebben de beide systemen contact met elkaar. Zoogdieren hebben een dubbele bloedsomloop: • kleine bloedsomloop • grote bloedsomloop Kleine bloedsomloop Gaat van het hart naar de longen en weer terug. Bloed komt binnen in het hart in de rechterboezem en wordt via de rechterkamer en longslagader naar de longen gepompt. In de longen geeft het bloed koolzuurgas (kooldioxide) af en neemt zuurstof op. Zuurstofrijkbloed gaat via de longaderen terug naar het hart. Grote bloedsomloop Gaat van het hart naar alle delen van het lichaam en weer terug. Linkerkamer van het hart pompt het bloed via de aorta het lichaam in. De aorta vertakt zich tot kleinere vaten en uiteindelijk tot een stelsel van haarvaten, heel kleine bloedvaatjes die rondom de organen liggen. In de haarvaten vindt uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen plaats naar omliggende organen. De organen gebruiken de voedingsstoffen en zuurstof en geven afvalstoffen en koolzuurgas (kooldioxide) af aan de haarvaten. Het zuurstofarme bloed stroomt vervolgens naar de aders, die het weer naar het hart vervoeren. Bloedsomloop bestaat uit: • hart • bloedvaten • bloed |
|||||||||||||||||||||
![]() ![]() ![]()
![]() Het hart - cor Functie Zorgt voor de beweging van het bloed. Het hart heeft vier hartkamers. Dit zijn holten in het hart waarmee door samentrekking van de hartspier het bloed de slagaders in gestuwd wordt.: I. rechter boezem (atrium) II. linker boezem (atrium) III. rechter kamer (ventrikel) IV. linker kamer (ventrikel) 1. bovenste holle ader 2. aorta 3. longslagader 4. longader 5. onderste holle ader • systole - samentrekken van de hartspier • diastole - ontspanning van de hartspier • hartslag: 28 - 44/min (veulen ongeveer 76 p/min) • hartslag in galop: 200/min • gewicht: 0,4 tot 1% van het lichaamsgewicht |
|||||||||||||||||||||
Meer weten......... |
|||||||||||||||||||||
De bloedvaten Het systeem van holle buizen. Gegroepeerd in twee systemen: • kleine bloedsomloop • grote bloedsomloop De bloedvaten kun je onderverdelen in: • slagaders (arteri�n) • aders (venen) • haarvaten Slagaders - arteriae (behalve longslagader) Vervoeren zuurstof en voedingsstoffen van het hart naar de rest van het lichaam. De druk in de slagaders is hoog bij iedere hartslag. Een dikke elastische wand met spierweefsel vangt de druk op. ![]() kleppen ader
Aders - venae (behalve longader)
Vervoeren het bloed naar het hart toe. Dit bloed bevat veel koolzuurgas (kooldioxide) en afvalstoffen en weinig zuurstof. Zij staan minder onder druk dan de slagaders en hebben daarom een dunnere wand. In de aders bevinden zich kleppen om het bloed de juiste kant op te laten stromen. ![]()
Haarvaten - capillairen
De haarvaten zijn de dunste buisjes aan het einde van de boedbanen. Hier vindt de uitwisseling plaats van zuurstof en voedingsstoffen naar het omringende weefsel. Tegelijkertijd worden afvalstoffen koolzuurgas (kooldioxide) opgenomen en afgevoerd. 1. slagadertjes 2. adertjes 3. lymphevaten
Kransslagaders - arteria coronaria
het hart zelf heeft ook zuurstof en voedingsstoffen nodig. Deze krijgt het hart via de kransslagaders. Dit zijn speciale aders die in een krans rondom het hart liggen. De poortader De leverpoortader vervoert zuurstofarm, voedingsstofrijk bloed van de darmen, maag, milt en alvleesklier naar de lever. Het opgenomen voedsel wordt bewerkt en eventueel opgeslagen. Ook verwijdert de lever de meeste gifstoffen (als wel de afvalresten van rode bloedcellen afkomstig van de milt) uit het bloed voordat deze in de rest van het lichaam kunnen komen. Meer weten.........
|
|||||||||||||||||||||
Het bloed Functie • transport gassen (zuurstof en koolzuurgas), voedingsstoffen, hormonen en antilichaampjes. • transport van lymfevocht • handhaven lichaamstemperatuur • beschermende functie, speelt rol bij afweersysteem • handhaven constant inwendig milieu Samenstelling • bloedplasma • rode bloedcellen - erytrocyyten • witten bloedcellen - leukocyten • bloedplaatjes - trombocyten erytrocyten - rode bloedlichaampjes De erytrocyten bevatten de rode kleurstof hemoglobine. Zuurstof en kooldioxide binden zich aan de hemoglobine zodat ze getransporteerd kunnen worden. leukocyten - rode bloedlichaampjes Zij spelen een rol in het afweersysteem doordat zij de ziekteverwekkers vernietigen en in zich opnemen. Op deze wijze ontstaat er etter/pus. trombocyten - bloedplaatjes Zij zorgen voor de bloedstolling bij een verwonding. Meer weten......... |
|||||||||||||||||||||
Advertentie |