Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Anatomie van het paard

Het skelet




HET SKELET LEREN (nu ook voor iPad): KLIK HIER!




Het skelet van het paard:

Bron:
http://blog.seniorennet.be

Bron:
http://www.eigenpaard.nl
1. Voorhoofdsbeen - os frontale
2. Neusbeen - os nasale
3. Achterhoofdsbeen - os parietale
4. Oogkas - orbita
5. Jukbeen - os zygomatycus
6. Bovenkaaksbeen - maxilla
7. Onderkaaksbeen - mandibula
8. Eerste halswervel - atlas
9. Zevende halswervel
10. Eerste borstwervel
11. Borstwervels - vertebrae thoracae
12. Lendewervels - vertebrae lumbales
13. Kruis-/heiligbeen - sacrum
14. Staartwervels - vertebrae caudales
15. Schouderblad - scapula
16. Boeg-/schoudergewricht
17. Opperarmbeen - humerus
18. Ellebooggewricht
19. Ellepijp met ellepijpshoofd - ulna
20. Spaakbeen - radius
21. Voorkniegewricht - carpus
22. Haakbeen - os carpi accessorium
23. Pijpbeen met griffelbeentjes - metacarpus
24. Kootgewricht
25. Sesambeentjes - sesamo�des
26. Kootbeen - phalanx proximalis
27. Kroonbeen - phalanx media
28. Hoefbeen - phalanx distalis
29. Ribben - costae
30. Bekken - pelvis
31. Heupknobbel
32. Zitbeen - ischium
33. Heupgewricht
34. Dijbeen - femur
35. Knieschijf - patella
36. Kniegewricht - tarsus
37. Scheen-/schenkelbeen - tibia
38. Kuitbeen - fibula
39. Spronggewricht - tarsus
40. Hielbeen/hak - calcaneus




HET SKELET LEREN (nu ook voor iPad): KLIK HIER!

skelet: 210 botten (ongeveer)
schedel: 34 botten
ieder oor: 3 gehoorbeentjes
voorbeen/achterbeen: 20 botten
ruggengraat: 54 wervels
ribben: 36 (2x18)
lendewervels: 6
staartwervels: 18

Arabier:
ribben 34 (2x17)
lendewervels: 5
staartwervels: 16


Het skelet van een paard bestaat uit zo'n 210 botten (ongeveer) waarvan er 34 in de schedel zitten. (De gevonden informatie over het aantal botten varieert van 205 tot 253)
De ruggengraat bestaat uit 54 wervels. De eerste twee zijn de atlas en de draaier, deze zorgen er voor dat het hoofd kan draaien. Een paard heeft in het totaal 36 ribben, maar er zijn rassen die 34 ribben hebben bijvoorbeeld Arabieren.
De belijning van de Arabier wordt bepaald door de unieke bouw van het skelet. De Arabier heeft 17 ribben, 5 lendewervels en 16 staartwervels; bij de andere rassen zijn de aantallen respectievelijk 18, 6 en 18. Dit verschil in bouw is mede oorzaak van de hoge staartdracht.
Er zijn ook rassen met 38 ribben.
In een voorbeen of een achterbeen (inclusief het bekken) bevinden zich in het totaal zo�n 40 verschillende botten.

Functie skelet
• ondersteuning; de lichaamsvorm wordt in belangrijke mate bepaald door botten
• beweging van de botten door middel van spieren die aan het bot zijn vastgehecht
• bescherming van de kwetsbare organen in bijvoorbeeld thorax en bekken
• aanmaak van bloedcellen
• opslag van mineralen als calcium en fosfor

Weefsel skelet
• kraakbeenweefsel
• botweefsel


HET SKELET LEREN (nu ook voor iPad): KLIK HIER!


terug naar boven

De gewrichten en botten van de benen

VOORBEEN




Gewrichten
a. si-gewricht
b. heupgewricht
c. kniegewricht
d. spronggewricht - tarsus
e. schoudergewricht
f. ellebooggewricht
g. kniegewricht voor - carpus
h. kootgewricht
i. kroongewricht
j. hoefgewricht

Voorbeen
1. schouderblad - scapula
2. opperarmbeen - humerus
4. ellepijp - ulna (vergroeid met radius)
3. spaakbeen - radius (vergroeid met ulna)
5. griffelbeentjes - os metatarsale ll en lV
6. haakbeentje - os carpi accessorium
7. handwortelbeentjes- ossa carpi
15. pijpbeen met griffelbeentjes - metacarpus lll, ll en lV

Achterbeen
8. zitbeen - os ischium
9. darmbeen - os ilium
10. dijbeen - femur
11. schenkelbeen - tibia
12. knieschijf - patella
13. kuitbeen - fibula (vergroeid met tibia)
14. de hak - calcanus
15. pijpbeen met griffelbeentjes - metatarsale lll, ll en lV

Onderbeen
16. sesambeentjes - sesamo�des (lateraal en mediaal)
17. kootbeen - phalanx proximalis
18. kroonbeen - phalanx media
19. hoefbeen - phalanx distalis
20. straalbeen - os naviculare


ACHTERBEEN




terug naar boven

Het gewricht - articulatione

De botten kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn. Botten kunnen aan elkaar vast zitten door middel van kraakbeen, bindweefsel of ze kunnen helemaal vergroeid zijn. Dit laatste is het geval in het heiligbeen.

Functie gewrichten:
• mogelijkheid beweging
• absorberen van schokken en krachten

Soorten gewrichten:
1. kogelgewricht
Beweging voorwaarts, zijwaarts en in het rond.
voorbeelden: schoudergewricht, heupgewricht
2. volkomen scharniergewricht
Beweging naar 2 kanten
voorbeelden: ellebooggewricht, spronggewricht
3. onvolkomen scharniergewricht
Buigen en sstrekken maar ook zijwaarts
voorbeelden: kaakgewricht, kniegewricht
4. draai- of spilgewricht
Alleen draaiende beweging.
voorbeeld: atlas en de draaier
5. straffe gewricht
Vlakke uiteinden glijden over elkaar
voorbeeld: kleine botten in de voorknie

Onderverdeling naar functie
1. de articulatio fibrosa
waarbij de beenderen door bindweefsel met elkaar verbonden zijn
Voorbeeld: wervelkolom
2. de articulatio cartilaginea
waarbij kraakbeen het verbindend element is
3. de articulatio synovialis (synoviaal gewricht)
waarin de botten door een gewrichtsholte van elkaar gescheiden worden


Het synoviaal gewricht
Bij een synoviaal gewricht is een overgang tussen twee botten waarbij wel beweging mogelijk is. Omdat er tijdens het bewegen op sommige gewrichten grote krachten komen te staan, zijn de botuiteindes in elk gewricht beschermd met een laagje kraakbeen. Om de beweging tussen de botten soepel te laten verlopen bevindt zich in de gewrichtsholte een stroperige vloeistof, de gewrichtsvloeistof (synovia).
Banden van bindweefsel stabiliseren het gewricht, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant en zijn ervoor verantwoordelijk dat het gewricht zijn normale beweging kan uitvoeren.
Om het gewricht zit het gewrichtskapsel dat door pezen en spieren verstevigd wordt en dat het gewricht bij elkaar houdt. Het gewrichtskapsel is aan de binnenkant bekleeedt met een bindweefselvlies (synoviaal membraan), die het gewrichtsvloeistof produceert.



Een synoviaal gewricht bestaat o.a. uit:
• twee of meer botten
• gewrichtskop
• gewrichtskraakbeen
• gewrichtsholte - synoviale ruimte
• gewrichtsvloeistof - synovia
• gewrichtskapsel met bindweefselvlies - synoviaal membraan
• gewichtsbanden - ligamenten. • pezen
• slijmbeurzen. Zij zitten tussen het bot en de aanhechting van de pees om het schuren van de pees op het bot te voorkomen.


terug naar boven

Gewrichten van het achterbeen


Het heupgewricht
Dit heeft de constructie van een kogelgewricht bij elkaargehouden door sterke banden. Eén van de banden (accessory) die zorgt voor stabilisatie komt alleen bij het paard voor.
Het bekken is opgebouwd uit een rechter en linker heupbeen (os coxa). Elke heupbeen bestaat uit drie tot één botstuk samengegroeide benen: het darmbeen (os ilium), het zitbeen (os ischi�) en het schaambeen (os pubis). Deze drie botstukken vormen op de plaats waar ze aan elkaar grenzen de kom van het heupgewricht. De gewrichtskom vormt samen met de kop van het dijbeen het heupgewricht.

Ondedelen:
• darmbeen - ilium
• dijbeen - femur



vooraangezicht knie (rechts buitenzijde)

Het kniegewricht
Het kniegewricht bestaat uit 3 verschillende compartimenten. Twee kleine gewrichten en een groot gewricht.

Ondedelen:
• dijbeen - femur
• schenkelbeen - tibia
• knieschijf - patella
• meniscus 2x

Tussen het bovenbeen en het onderbeen wordt de ruimte opgevuld door 2 weke delen: de menisci. (m.v. meniscus) Paarden hebben een mediale (binnen) en laterale (buiten) meniscus. De gewrichten worden bij elkaar gehouden door gewrichtsbanden en kruisbanden.
De knie heeft 3 gewrichtszakken. Eén tussen de knieschijf en het dijbeen. Eén aan de binnenkant (mediaal) tussen dijbeen en schenkelbeen en één aan de buitenkant (lateraal).
De knieschijf zit aan de voorkant van het gewricht en beweegt zich over het twee richels die zich aan de onderkant van het bovenbeen bevinden. De richel aan de mediale zijde (binnenkant) is groter dan aan de laterale (buitenkant) zijde. Dit, in combinatie met o.a. drie banden, maakt het mogelijk voor het paard om in een ruststand te staan.




Het spronggewricht - tarsus
Het spronggewricht bestaat in feite uit vijf gewrichten, waarvan eigenlijk maar één gewricht voor de beweeglijkheid zorgt. De andere gewrichten leveren een veel kleinere bijdrage aan de beweeglijkheid maar zijn belangrijk voor het absorberen van krachten.

Onderdelen:
1. schenkelbeen - tibia
2. hak/hielbeen - calcaneus

Middenvoetsbeentjes - Tarsaalbeentjes
Tc. centrale spr.gewr.beentje - central tarsal
T3. onderste spr.gewr.beentje - os tarsale lll
T4. vierde tarsal
T. samengegroeide os tarsale l en ll
3. pijpbeen - os metatarsale lll
4. griffelbeentjes - os metatarsale ll en IV (vergroeid met pijpbeen)
5. katrolbeen - talus

Gewrichten:
a. tibiotarsaal gewricht

b. centraal gewricht - talocalcaneo
c. tarsaalgewricht - proximaal inter
d. intertarsaal gewricht - centrodistaal
e. tarsaal gewricht - tarsometa


terug naar boven

Gewrichten van het voorbeen


Het schoudergewricht
Is een kogelgewricht dat bij elkaar gehouden wordt door een aantal zeer sterke banden en spieren. Het vormt een beweeglijke verbinding tussen:
1. schouderblad - scapula
2. opperarmbeen - humerus



Het ellebooggewricht
Dit is een scharniergewricht en vormt een beweglijke verbinding tussen:
• opperarmbeen - humerus
• spaakbeen - radius



Kniegewricht voorbeen - carpus
Het kniegewricht is eigenlijk het polsgewricht als je het vergelijkt met een menselijk skelet.

Onderdelen
• spaakbeen - radius
• pijpbeen - os metacarpale lll
• griffelbeentjes - os metacarpale ll en lV vergroeid met pijpbeen
• 7 middenhandsbeentjes - carpaalbeentjes
• haakbeen - os carpi accessorium
carpaalbeentjes
antebrachiale rij
• radial carpale bot
• intermediate carpaal bot
• ulnar carpaal bot
• accessory carpaal bot
metacarpale rij
• os carpale ll
• os carpale lll
• os carpale lV
• os carpale l is meestal niet aanwezig



terug naar boven

Gewrichten van het onderbeen


a. kootgewricht
b. kroongewricht
c. hoefgewricht

1. sesambeentjes
2. kootbeen - 1e phalanx
3. kroonbeen - 2e phalanx
4. hoefbeen - 3e phalanx
5. straalbeen - navicular



terug naar boven

De wervelkolom


De wervelkolom heeft een bijzonder komplexe structuur, die uit botten, banden, spieren en zenuwen bestaat. De wervels ( wervel=vertebra) zijn, vanaf de tweede halswervel, met elkaar verbonden d.m.v. tussenwelschijven (discus). De wervels worden door banden bij elkaar gehouden.
Alhoewel de wervelkolom uit ongeveer 200 gewrichten bestaat en de beweeglijkheid toch zeer gering is (5 graden) , zijn de hals en de rug met elkaar zeer beweeglijk. Deze beweging is noodzakelijk omdat het paard anders niet in takt zou kunnen bewegen noch een hindernis zou kunnen springen of andere door ons verlangde bewegingen zou kunnen volbrengen.
De wervels van het heiligbeen zijn met elkaar vergroeid. De wervels van het staartbeen zijn zeer beweeglijk.
De totale lengte van de wervelkolom varieert per paard.

Functie wervelkolom:
• ondersteunings- en houdingsfunctie
• aansluitpunt voor vele spieren
• bescherming van het ruggemerg
• bescherming van enkele inwendige organen

De wervelkolom bestaat uit:
7 halswervels - vertebrae cervicales , waaronder atlas en draaier - epistrophaeus
18 (soms 17 - 19) borstwervels - vertebrae thoracicae
5 - 6 (soms 7) lendenwervels - vertebrae lumbales
5 wervels vergroeid in heiligbeen - sacrum
18 - 21 staartwervels - vertebrae caudales


Een wervel bestaat uit een wervellichaam - corpus vertebrae en een boog - arcus vertebrae, waarop verschillende uitsteeksels zijn bevestigd. De boog en het bovenste deel van het lichaam omsluiten het wervelgat - foramen vertebrae. De wervelgaten van de opeenvolgende wervels vormen het wervelkanaal, waarin het ruggemerg ligt.
Het ruggemerg behoort tot het centraal zenuwstelsel en verzorgt de neurologische communicatie tussen de hersenen en de rest van het lichaam.
Tussen twee aangrenzende wervels liggen ��n wervelschijf en twee intervertebraal gewrichten. Het intervertebraal gewricht wordt gevormd door het voorste gewrichtsuitsteeksel - processus articularis cranialis van de ene wervel en het achterste gewrichtsuitsteeksel - processus articularis caudalis van de voorafgaande wervel. De vorm en de stand van de intervertebraal gewrichten (ofwel facet gewrichten) veranderen afhankelijk van de lokalisatie in de wervelkolom.
Waar twee wervels aansluiten, vormen de inkepingen aan de basis van de wervelboog te samen het foramen intervertebrale. Hierdoor treden niet alleen de ruggemergzenuwen uit, maar ook de bloedvaten, de lymfevaten, het bindweefsel, de uitlopers van het harde buitenste hersenvlies en de vloeistof die het gehele centrale zenuwstelsel omhult en doordrenkt.
Behalve de tussenwervelschijf en de intervertebraal gewrichten (ofwel facet gewrichten) zijn bij de borstwervels, op de plaats waar de ribben aansluiten, nog de costovertebraal gewrichten en de costotransverse gewrichten.
Bij het paard vind je tussen de laatste lendewervel en het bekken tevens nog twee intertransverse gewrichten.
De wervelkolom bestaat dus uit een groot aantal 'gewrichten', die in vorm en stand verschillen. Zo telt bij het paard het halsgebied 25 gewrichten, het borst- en lendengebied 143 gewrichten en op de overgang van de lendenen naar het bekken 5 gewrichten.


Een wervel bestaat uit:
• doornuitsteeksel - processus spinosus
• gewrichtsuitsteeksel - articular process
• dwarsuitsteeksels - processus transverse
• wervellichaam - corpus vertebrae
• wervelgat - foramen vertebrale
• wervelboog - arcus vertebrae
• gewrichtsgat - foramen intervertebrale
• gewrichtsvlak - facet

Gewrichten:
• 2 gewrichten tussen de wervels - intervertebraal gewricht

bij de borstwervels:
• costovertebraal gewricht
• costotransvers gewricht
tussen lendewervel en bekken:
• 2 intertransverse gewrichten





Bron:
http://www.bosdreef.be

Halswervels - cervical vertebrea

De hals van het paard bestaat uit 7 halswervels. Deze krijgen het voorvoegsel C van cervicaal. We spreken dus over C1 tot C7 om de eerste tot zevende halswervel te beschrijven. Twee opeenvolgende wervels staan met elkaar in verbinding via drie gewrichten. Centraal is er een groot gewricht die eveneens een discus (tussenwervelschijf) bevat. Bovenaan vinden we links en rechts 2 kleinere gewrichtjes terug die ook wel eens de facetgewrichten worden genoemd.
De eerste twee wervels van de wervelkolom hebben de meeste variatie wat vorm betreft. Het zijn unieke wervels die zorg dragen voor de beweging van het hoofd. (atlas en draaier - atlas en axis)
Aan de achterkant van de schedel zit een gat waar het ruggenmergkanaal het hoofd ingaat/verlaat.

De atlas (C1)
Deze draagt het hoofd en maakt een "ja-beweging" mogelijk van ongeveer 90 graden en ongeveer 45 graden zijwaarts (laterale buiging) en een beweging van 35 graden rotatie is mogelijk met het hoofd.

De draaier - epistrophaeus (C2)
Ook deze wervel is uniek van vorm en de langste van alle wervels. hij maakt een beweging van 15 graden op en neer mogelijk maar heeft een minimale laterale buiging. De atlas kan over de draaier roteren waarbij een rotatie mogelijk is van 110 graden.

Er is weinig rotatie mogelijk tussen de derde en de zevende wervel. Maar ze kunnen wel uit- en in elkaar schuiven (sommige gewrichten tot wel 35 graden) en de laterale buiging is zelfs meer (40 graden). Wanneer je de mogelijke beweging van al deze wervels optelt kun je begrijpen dat het paard veel beweging in zijn hals heeft.

C7
Deze wervel verschilt van de andere halswervels omdat deze samenvalt met de eerste rib.






Bron:
http://www.rodnikkel.com

Borstwervels - thoracic vertebrae
Aan de borstwervels zijn de ribben - costae bevestigd. Elke thoracale wervel heeft zowel links als rechts een rib. We tellen er bij het paard achttien (soms 17 of 19) in totaal, van T1 tot T18 dus.
De eerste wervel (T1) vormt de verbinding tussen hals- en borstwervels en is eveneens uniek van vorm. De eerste rib zit vast aan de voorkant van T1.
Elke thoracale wervel heeft 2 kleine gewrichtjes die met de ribben articuleren.

Aan de bovenzijde van het wervellichaam (T1 tot S5) bevindt zich een spinaaluitsteeksel (doornuitsteeksel). Deze spinaaluitsteeksels worden progressief hoger naarmate we verder naar achter opschuiven om hun hoogste punt te bereiken op ongeveer de zesde thoracale wervel. Nadien worden ze opnieuw korter. Het zijn de spinaaluitsteeksels die de schoft gaan vormen en op het hoogste spinaaluitsteeksel wordt de stokmaat gemeten.
De opeenvolgende wervels ter hoogte van de rug articuleren met elkaar, net zoals in de hals, door middel van 2 facetgewrichten en een groot gewricht die de tussenwervelschijf bevat.




Borstwervels - vooraanzicht
1. doornuitsteeksel - processus spinosus
2. gewrichtsuitsteeksel - articular process
3. dwarsuitsteeksels - processus transverse
4. gewrichtsvlak voor rib - facet
5. wervellichaam - corpus vertebrae
6. wervelkanaal - foramen vertebrae
7. wervelboog - arcus vertebrae

Borstwervels - zijaanzicht
1. doornuitsteeksel - processus spinosus
2. gewrichtsvlak voor facetgewrichten - facet
3. gewrichtsuitsteeksel - articular process
4. gewrichtsvlak voor rib - facet
5. lamina
6. wervellichaam - corpus vertebrae
7. wervellichaam - corpus vertebrae
8. wervellichaam - corpus vertebrae



Lendenwervels - lumbar vertebrae
Na de thoracale wervels volgen de lumbale wervels. Deze hebben geen ribben meer, maar transversale uitsteeksels in de plaats. Het paard heeft 6 (soms 5 of 7) lumbaalwervels: L1 tot L6.

1 doornuitsteeksel - processus spinosus
2 gewrichtsuitsteeksel - articular process
3 dwarsuitsteeksels - processus transverse
4 voorkant wervellichaam - corpus vertebrae
5 wervelgat - foramen vertebrae



Bron:
http://www.rodnikkel.com

Heiligbeen - sacrum
Het sacrum of heiligbeen is de samensmelting van 5 sacrale wervels en vormt aldus 1 stuk bot.

Staartwervels - caudal vertebrae
Als laatste deel van de wervelkolom hebben we de staart die opnieuw bestaat uit 15 tot 21 wervels.


terug naar boven

De schedel - cranium

De shedel bevat 34 botten (zonder de gehoorbeentjes) en velen zijn als een puzzel aan elkaar gehecht. De hechtingen zijn net als kleine gewrichten die zijn ontworpen om de energie die bij hoofdletsel vrijkomt, op te vangen en te verspreiden. Al het bot is doorbloed en heeft vetweefsel waardoor het heel buigzaam is. De schedel van een veulen bestaat uit nog meer botten waarvan een aantal fuseren tot op de leeftijd van 5 a 6 jaar. Trauma of druk van buiten af op de schedel van een jong paard heeft enorme gevolgen.

functie
bescherming van de hersenen


1. samengegroeid botje aan voorzijde bovenkaak - os incisivum
2. bovenkaakbeen - maxilla
3. jukbeen - os zygomatycus
4. traanbeen - os lacrimale
5. voorhoofdsbeen - os frontale
6. neusbeen - os nasale
7. slaapbeen - os temporale
8. achterhoofdsbeen - os occipitale
9. achterhoofdsbeen - os parietale
10. onderkaakbeen - mandibula
11. onderdeel tongbeen - bisihyoid
12. onderdeel tongbeen - processus linguali
13. onderdeel tongbeen - thryrohyoid
14. onderdeel tongbeen - ceratohyoid
15. onderdeel tongbeen - epihyoid
16. onderdeel tongbeen - stylohyoid
17. onderdeel tongbeen - tympanohyoid



aangezichtsschedel - splanchocranium
voorkant van maxila - os incisivum
bovenkaak - maxilla
jukbeen - os zygomatycus
traanbeen - os lacrimale
onderkaak - mandibula
harde verhemelte - os palatinum
vleugelbeen - os pterygoideum

hersenpan - neurocranium
achterhoofdsbeen - os occipitale
achterhoofdsbeen - os parietale
voorhoofdsbeen - os frontale
slaapbeen - os temporale
wiggenbeen - os sphenoidale
zeefbeen - os ethmoidale

De bodem wordt gevormd door os sphenoidale - wiggenbeen en de basis occiput - achterhoofdsbeen.




terug naar boven

Het bekken - pelvis en het si-gewricht (sacro-iliacaal)

1. heiligbeen - sacrum
2. darmbeen - ilium
3. zitbeen - ischium
4. schaambeen - pubis
5. pubis symfosis (vergroeid gewricht)
6. si-gewrichten
7. kom voor heupgewricht - acetabulum
8. obturator foramen


Het bekken is een gewricht dat de bestaat uit een gordel van botten, waar veel spieraanhechtingen zitten. Het bekken is een zeer ingewikkeld gebied, complexe botten met vele vormen, richels, bulten, kommen en gaten. De doorgang van een merrie is veel groter dan van een hengst.
Via de SI-gewrichten is het bekken van het paard verbonden met de wervelkolom.

Het bekken bestaat uit een ring van drie botten:
• heupbeen - ileum 2x
• een heiligbeen - sacrum

Drie gewrichten:
• 2 sacro-iliacale gewrichten (bekken gewricht)
• pubis symfosis


terug naar boven

Dwarsdoorsnede van een lang bot

Onderdelen van een bot:
proximale epifyse
distale epifyse
diafyse
metafyse
compact bot
sponsachtig bot - spongieus of trabeculair bot
gewrichtskraakbeen - articular cartilage
groeischijven - epifysaire schijven
mergholte - cavitas medullaris
beenmerg - reticulair bindweefsel
beenvlies - periost


Er zijn drie soorten van botweefsel:
1. compact weefsel - het harde, buitenste weefsel van botten
2. spongiosa - het sponsachtige weefsel binnenin beenderen
3. subchondrale weefsel - de soepele weefsel aan de uiteinden van de botten, die bedekt is met kraakbeen


Botten bestaan uit compact bot (massief en met een homogeen uiterlijk) en spongieus of trabeculair bot (sponsachtig, uit balkjes[trabeculae] opgebouwd bot met veel ruimte tussen de balkjes). De verhouding tussen compact en spongieus bot verschilt sterk. Op een paar uitzonderingen na hebben alle pijpbeenderen dezelfde opbouw. (Zie boven) De schacht van de diafyse wordt aan de uiteinden begrensd door de proximale en distale epifyse. Het relatief brede deel van de diafyse dat aan de epifyse grenst wordt de metafyse genoemd. Epifyse en metafyse bestaan uit spongieus bot. Op de grens tussen epifyse en metafyse bevinden zich epifysaire lijnen, resten van de kraakbenige groei- of epifysaire schijven. Vanuit de groeischijven vindt lengtegroei van het bot plaats. Vlak voor volwassenheid �sluiten� deze schijven zich door verbening van het kraakbeen, waarna de groei stopt. Het tijdstip waarop de groei stopt, varieert per type bot en is ook kenmerkend voor een bepaald (type) bot.
De schacht bestaat uit een mergholte (cavitas medullaris) waarin zich beenmerg (reticulair bindweefsel) bevindt, omgeven door een relatief dikke laag compacta. Het beenmerg is bij de geboorte rood; het is dan een belangrijke producent van bloedcellen. Daarna wordt het beenmerg geel door de steeds toenemende hoeveelheid vet. In het beenmerg van een volwassen pijpbeen worden geen bloedcellen meer aangemaakt.
Been wordt omgeven door het beenvlies of periost. Het periost bestaat uit twee lagen; de buitenste laag bestaat uit bindweefsel, de binnenste bevat botvormende cellen (osteoblasten) en botafbrekende cellen (osteoclasten). Periost is met botweefsel verbonden via de vezels van Sharpey die uitzonderlijk stevig zijn op plaatsen waar spieren in het periost verankerd zijn. Waar bot articuleert met andere botdelen bevindt zich hyalien kraakbeen.
De voeding van het bot vindt plaats via een of twee aa.nutriciae die het periost en het bot binnenkomen via foramina nutricia, in het middendeel van de diafyse. Naast bloed- en lymfevaten bevat het periost een rijke innervatie.
Bij de korte, onregelmatige en platte botten wordt spongieus bot omgeven door een dunne laag compacta.


terug naar boven

Dressuuroefeningen in zakformaat
dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............


terug naar boven