Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Longeren






Voorbeeldvideo's

terug naar boven

Algemeen

Het longeren van een paard is het werken met een paard op een cirkel. Je laat je paard aan de lijn rondom je bewegen om het systematisch en functioneel te trainen. Longeren is eigenlijk een training waarbij gebruik wordt gemaakt van leiden en drijven op afstand.
Het bijzetten van je paard bij het longeren begrenst de hoofd-halshouding zodat het in de training de rug optimaal kan gebruiken.

Onthoud: longeerlijnen kunnen bijzonder gevaarlijk zijn! Je moet rustig en weloverwogen te werk gaan tijdens het longeren. Zorg dat de longeerlijn nooit om je hand zit of om je benen kan slaan.

Er zijn vele commando's en technieken om te longeren waarbij één ding belangrijk is: als het paard maar doet wat jij wilt!

Doel
• regelmaat en ontspanning aan de buitenkant van de cirkel
• spieren in functionele houding loslaten, harmonisch voortbewegen en passen afmaken
• lichtvoetig lopen met verende indruk
• licht schuimen in de mond
• over hele lichaam evenredig zweten
• rechtgericht op de volte gaan (zoveel buiging als de volte vraagt)
• gehoorzaam zijn voor de zweep
• zowel linksom als rechtsom even goed lopen


terug naar boven

Waarom longeren?

Redenen om te longeren:
• zadelmak maken en aan de hulpen laten wennen, vooral de zweep- en stemhulp
• beweging geven, soepel houden, losser en buigzamer maken
• rustig beginnen met trainen na ziekte of kreupelheid
• "warming-up" en "cooling-down"
• hersteltraining daags na een zware training of wedstrijd
• "stalmoed" of "frisheid" van je paard kwijt raken voordat je opstijgt
• problemen in de training van je paard op lossen b.v. het is stijf aan één kant (natuurlijke stijfheid - rechtrichten van het paard), paard is niet voorwaarts genoeg, gebruikt z'n rug niet goed enz.
• observeren hoe je paard loopt in de positieve zin maar ook voor het observeren van eventueel disbalans, onregelmatigheden of kreupelheidsonderzoek
• wederzijds respect en vertrouwen opbouwen en eventueel onwenselijk gedrag corrigeren
• voor de afwisseling
• alternatieve training wanneer je even geen tijd hebt of zelf geblesseerd bent
• geven van zitoefeningen
• voltigeren


terug naar boven

Benodigdheden

• longe
• hoofdstel en/of kaptoom
• longeerzweep
• zadel of longeersingel
• dekje onder longeersingel
• evt. hulp of -bijzetteugel
• beenbeschermers
• handschoenen
• cap
• stevige schoenen


Bron:
http://members.multimania.nl/mandyspaardenpret


Longe
Een katoenen of een geweven linnen longe van ongeveer 9 meter lang, is het best geschikt om te longeren. Een nylon longe zal in de aanschaf goedkoper zijn maar kan in je handen snijden of zelfs brandwonden veroorzaken als je paard zich verzet en/of er plots van door gaat. Zorg om dezelfde reden dat er geen knopen in de longe zitten.


Longeerzweepzweep of chambrière
Zorg voor een lichte en lange zweep. Een longeerzweep bestaat uit een hard gedeelte van ongeveer 2 m lang en een slag van 2 m. Een eenvoudige nylon zwarte zweep is prima geschikt.


Het hoofdstel
Je gebruikt een passend trenshoofdstel. Het liefst met een gecombineerde neusriem en een bustrens. De teugels worden verwijderd of opgebonden met de keelriem.



Longeer tussenstuk of longeerbitstukje
Een longeerbitstukje voorkomt dat het bit door de mond wordt getrokken. Het is eenvoudig aan een halster of aan een bit te bevestigen. Je maakt de longeerlijn daaraan vast en je hoeft bij het links of rechts longeren de longeerlijn niet meer te wisselen.
Het gebruik van zo'n hulpstukje is niet echt aan te raden. Bij druk op de longe komt er meer druk op de buiten bitring en knijpt het in de onderkant van de kaak.



Kaptoom
Dit is een stevig hoofdstel zonder bit, dat goed op zijn plaats blijft zitten en daardoor goed dienst kan doen bij het longeren. Hij moet niet zwaar zijn en voorzien zijn van drie ringen. De middelste ring voor de longe en de overige twee ringen voor de hulpteugels.
Je kunt voor een groen paard een bit inhangen aan leren riempjes om als geweinning wat te kunnen spelen.
Hoe lager de neusriem is bevestigd, hoe sterker de inwerking van de hulpteugels.



Longeersingel of zadel
Een goede longeersingel heeft een vaste beugel met kussens, die op de rug van het paard rust en stabiliteit geeft. Er zijn op verschillende hoogte ringen bewestigd, zodat de hulpteugels ook op verschillende hoogtes vastgemaakt kunnen worden.
De singel moet twee stoten hebben met een korte buiksingel, waarop in het midden eveneens een ring bewestigd is. Daar kan de hulpteugel tussen de voorbenen van het paard worden bewestigd. De ringen aan weerszijden ter hoogte van de elleboog dienen voldoende ruim te zijn voor dubbele longe arbeid.
In plaats van een longeersingel kun je de hulpteugels ook bevestigen aan de singelstoten van je zadel. Hou er rekening mee dat je paard anders kan reageren als je voor het eerst een longeersingel gebruikt in plaats van een zadel.




Dekje of schoftje
Een schoftje (een klein kussentje) of een dekje kun je onder de longeersingel leggen ter bescherming van de schoft.


Hulpteugels
Er zijn verschillende hulpteugels om je paard mee te longeren: bijzetteugel, gogue, chambon, Pessoa-tuigje met broek en het gewone "touwtje".
Verschillende soorten hulpteugels worden verder op dit blaadje beschreven. Het zijn hulpmiddelen om je paard uit te nodigen om af te buigen en zijn ruggebruik te verbeteren. Het is niet de bedoeling dat je je paard dwingt tot afbuigen, omdat dat leidt tot verkeerd nek- en ruggebruik.

Beenbeschermers
Om de paardenbenen te beschermen tegen verwondingen kan je ze bandageren of pijpkousen of strijklappen aan doen.

Handschoenen
Om je handen te beschermen wanneer de longe uit je handen getrokken wordt.


terug naar boven

Voorbereiding

Plaats waar je longeert
• de bodem mag niet te zwaar zijn en slipvast
• de cirkel heeft een middellijn van ongeveer 15 meter
• zet de longeercirkel evt. rondom af met stekpaaltjes en lint of met stropakjes, maar balken in een cirkel op de grond voldoen ook prima en zijn veiliger wanneer je met een onervaren paard of onervaren longeur werkt
• zorg voor zo min mogelijk afleiding als je voor het eerst gaat longeren

Optomen
• doe het hoofdstel of kaptoom om en de longeersingel of het zadel
• verwijder de teugels of knoop ze aan de keelriem
• doe de longeersingel om of leg het zadel op
• wanneer je een goedkopere longeersingel hebt, bevestig je hem over een zadel zodat hij niet tegen de schoft kan gaan drukken
• wanneer je een zadel gebruikt, verwijder dan de beugels of bind ze op
• breng eventueel een staartriem aan
• doe evt. bescherming om de benen
• bevestig de longe
• leg de hulpteugels binnen bereik of bevestig ze aan je paard zodat je ze kunt aanbinden wanneer je er aan toe bent

Verdere voorbereiding
• neem de longe in je linkerhand zoals hieronder beschreven en leid je paard met de rechterhand
• neem de vooraf klaargelegde longeerzweep onder je oksel, zodanig dat hij naar achteren wijst en niet naar je paard. Hij mag je paard niet onverwachts kunnen aanraken of al drijvende invloed op je paard uitoefenen.
• loop met je paard de longeerring in en sluit hem af. Let op dat je rustig bent met je handelingen vooral met de longe en de zweep. Leg eventueel de zweep even neer.



Teugels opbinden of verwijderen
Wanneer je met een hoofdstel werkt verwijder je de teugels of je bindt ze op. Je draait dan de teugels een aantal keren om elkaar heen, haalt de keelriem erdoorheen en maak dan de keelriem vast.


Beugels opsteken of verwijderen
Wanneer je met een zadel longeert moet je de beugels verwijderen of opsteken omdat ze anders tegen de buik van je paard rammelen wat veel onrust kan veroorzaken. De lus van de beugelriemen steek je nog eens extra door de beugel en fixeer hem daarna met het uiteinde dat aan de zadel ligt. (zie plaatje)




Bron:
Longeren met
L. Haanstra


Bevestiging longe
Je kan op verschillende manieren de longe bevestigen aan het hoofdstel met een gecombineerde neusriem:
• Haal de longe met de musketonhaak door de binnenste bitring en onder de neusriem door en bevestig de musketonhaak opnieuw aan de longe. Zorg ervoor dat de neusriem goed aansluit omdat anders het bit door de mond getrokken kan worden.
• Haal de longe met de musketonhaak door de binnenste bitring, keer terug en bevestig de haak vervolgens aan de buitenste bitring. Deze manier van bevestigen kan handig zijn als het paard gaat trekken.
• Haal de longe met de musketonhaak door de binnenste bitring en leid deze langs de bakstukken omhoog achter de oren van het paard, naar beneden langs de andere kant van het hoofd en bevestig de musketonhaak aan de buitenste bitring. Deze manier is om nog meer vat op het paard te krijgen wanneer het sterk gaat trekken. Bij spanning worden de bitringen dan omhoog getrokken waardoor het paard minder gaat trekken.


Bron:
www.paardentips.com

Longe vasthouden
Als je op de linkerhand longeert, neem je de longe in de linkerhand. De vaste lus ligt over de onderste drie vingers van je hand. Dan neem je lus voor lus op over de vier vingers van de hand. De lussen worden steeds kleiner. Zorg ervoor dat de lussen nooit zo lang zijn dat je er met je voet in kan gaan staan.


terug naar boven

De techniek van het longeren

drijven


afremmen


halthouden

Bron:
http://lorienstable.com

De positie bij het longeren
1. Je staat hoofdzakelijk stil in het midden van de cirkel iets achter de schouder van je paard als je je paard voorwaarts wilt laten bewegen. Je zweep wijst op hetzelfde moment iets achter de achterhand in horizontale positie.

2. Om je paard af te remmen beweeg je jezelf iets naar voren ter hoogte van de schouder van je paard. Tegelijkertijd laat je de zweep zakken en neemt hem eventueel ies weg van je paard.

3. Om je paard te stoppen beweeg je jezelf voor de schouder van je paard en wijs met je zweep iets voor het hoofd of de voorbenen van je paard.


De hulpen
• de zweep
• de longe
• zijn stem
• zijn lichaamshouding

Hij kan de volgende hulpen geven:
•onderhoudende hulpen
•voorwaarts drijvende hulpen
•aanhoudende hulpen
•naar buiten drijvende hulpen

Lichaamstaal
drijven: een opgeheven, open houding net achter de schouder van het paard werkt drijvend.
aanhoudend: een positie iets voor de schouder van je paard werkt ophoudend.

Stem
drijven: Zorg zeer consequent voor dezelfde duidelijke commando's: drrrrrrrraf, gaaaaalop, staaaappen, haaaaarder met een actief en iets hoger stemgeluid eventueel voorafgegaan door "Let op!"
Het kunnen net zo goed andere commando's zijn als je maar zeer consequent bent bij het gebruik ervan. Gebruik niet om in draf en galop aan te gaan hetzelfde commando, zoals het klakken met je tong omdat je in een verder stadium misschien direkt van stap in galop wilt kunnen gaan.
Indien je duidelijk en conseqeunt je stemhulp combineert met zeer consequent dezelfde hulpen met de zweep, heb je op den duur het commando met de stem niet meer nodig.
aanhoudend: De commando's worden nu met een laag stemgeluid uitgesproken op een rustgevende manier eventueel voorafgegaan door hooooo, hooooooo. Halthouden is meestal het commando: haaaaaaalt.
Vergeet niet om goed gedrag te belonen met: "goed zo!" of iets dergelijks. Gebruik niet het woord brrraaf want dat lijkt teveel op drrrraf.

Zweep
drijven: je heft de zweep waarbij je de arm strekt en de zweep iets achter de achterhand van het paard laat wijzen. Bij geen reactie laat je de zweep "klakken" door een speciale beweging te maken. Oefen dit zonder paard, zowel links als rechts. Indien het paard nog niet reageert raak je hem met de punt van de slag even op de achterhand om een schrikreactie uit te lokken.
, aanhoudend: je laat de zweep met de punt naar de grond voor je wijzen, of richting het hoofd van je paard, om je paard in tempo of gang terug te nemen.
Als je je paard laat halthouden neem je de zweep onder je oksel met de punt naar achteren.

De longeerlijn
Met de longeerlijn kun je ophoudende hulpen geven. Tevens vraagt de longeerlijn een lichte stelling naar binnen in combinatie met de hulpen van de zweep.


De praktijk
• laat je paard niet doelloos rondjes rennen
• stap nooit achteruit, dat is een teken van onderdanigheid
• hij moet gehoorzaam aan je hulpen zijn en op commando stappen, draven, galopperen en halthouden
• wees zeer consequent met je commando's
• het is zelfs mogelijk om je paard binnen de gangen te laten wisselen in tempo en de volte te verkleinen en vergroten
• het is niet de bedoeling dat je erg druk in de rondte rent om je paard actief te krijgen. Dan doe je iets verkeerd!
• longeer niet te lang. Om te beginnen is tien minuten voldoende en met een goed getraind paard is een half uur tot drie kwartier het maximum. Het is beter om een half uur goed te trainen, dan een goed uur half.

Drijven:
• zorg ervoor dat je je in een positie bevindt waarbij je met je paard, zweep en longe een soort driehoek vormt
• de commando's om je paard te stimuleren in een hoger tempo te gaan of een snellere gang worden actief en met een hoger stemgeluid uitgesproken
• tijdens dit commando hef je je zweep in een drijvend karakter net achter de achterhand van je paard

Anhoudend:
• je neemt een positie in ter hoogte van de schouder van je paard of er iets voor
• je wijst met de zweep naar de grond ter hoogte van schouder van je paard
• de commando's terug worden meestal vooraf gegaan door hoooo, hooooo, staaaaapppen, uitgesproken met een laag stemgeluid met een rustgevend karakter

Halthouden:
• je neemt een positie in voor de schouder van je paard
• je wijst met de zweep naar de grond iets voor je paard of naar de voorbenen
• bij het halthouden neem je de zweep onder je arm met de slag naar achteren
• laat je paard halthouden met het hoofd in jouw richting, waarbij je hem moet leren om op de cirkel te blijven staan
• bij sommige methodes mag het paard zich naar het midden bewegen naar de longeur. Neem dan de longe weer op in lussen in je hand.


In de longeerring brengen
• goed "opgestoken" longe in de linkerhand nemen, samen met de zweep
• de zweep ligt tegen je lichaam aan en is naar achteren gericht
• de slag van de zweep ligt langs de zweep en houd je samen met de zweep vast
• leid je paard met de rechterhand aan de longe
• leid je paard rustig en gehoorzaam aan de hand de longeerring in



Beginnen met longeren (als je paard het longeren al kent)
• laat je paard halthouden en breng de zweep achter je rug langs naar je rechterhand
• houd met de longe contact met de mond
• longeer in het begin het paard eerst op de linkerhand omdat dat meestal zijn "makkelijke" kant is
• laat je paard gaan stappen door de zweep in drijvende positie achter de achterhand te houden
• breng dan je paard op de longeercirkel door hem met de zweep van je af te dirigeren. Stap niet zelf achteruit!
• laat de longe langzaam, lus voor lus vieren
• blijf zelf in het middelpunt van de cirkel staan of loop in een kleine cirkel mee
• laat het paard eerst even stappen totdat het gericht is op jouw hulpen
• indien je paard erg fris is en bokkend begint te galopperen, laat je hem even uitrazen
• mocht het paard naar binnen vallen tijdens het longeren neem de longeerlijn dan met lussen weer op



Van hand veranderen
• laat je paard gaan halthouden en houd je zweep onder je arm (links als ja naar rechts wilt wisselen en andersom) met de punt naar achteren
• loop naar je paard toe terwijl je de longe "opsteekt"
• ga naast je paard staan en richt het front van het paard naar binnen
• maak de longe los (indien nodig) en bevestig deze aan de andere kant
• pas eventueel de hulpteugels aan met de juiste, nieuwe stelling naar binnen
• breng met je rechterhand je zweep over in je linkerhand
• loop nu weer naar de juiste positie en nodig je paard uit te gaan lopen en drijf hem met de zweep naar buiten


Kleine correcties
• je paard komt naar binnen
Let op dat je je paard met een hulpteugel niet teveel naar binnen hebt gesteld.
Het paard komt aan zijn "slechte" kant makkelijk naar binnen als het nog niet is rechtgesteld.
correctie: drijf je paard met de zweep naar buiten door richting zijn schouder te wijzen en doe een stapje naar voeren. Is er onvoldoende reactie dan maak je een beweging met de pols van beneden naar boven met de zweep richting binnenvoorbeen. Nog te weinig reactie dan geef je je paard een tikje met de zweep tegen zijn schouder van beneden naar boven. Let op dat je longeerlijn contact blijft houden en vergeet niet hem snel op te steken als je paard niet luistert en verder naar binnen komt. Begin dan gewoon opnieuw.


terug naar boven

Bijzetten

Wanneer je paard goed, gehoorzaam en ontspannen aan de longe gaat, kun je overgaan tot het gebruik van een hulpteugel.
Met hulpteugels kun je direct invloed uitoefenen op de houding van het paard. Je kunt je paard wat meer "gesloten" laten lopen waardoor hij de achterhand meer onder de massa brengt en hij de impuls van de achterhand over zijn rug, hals en nek door laat vloeien tot in de gesloten, maar "levende" mond. Varieer met de manier van vastzetten van longe en hulpteugels en kijk naar het resultaat. Paarden met een hoge halsaanzet, die de rug naar beneden drukken, zullen meestal lager bijgezet moet worden.
Belangrijk blijft de ontspanning van je paard. Is deze bereikt, kun je je paard bijvoorbeeld iets hoger bijzetten en daardoor meer vragen. Wordt de spanning te groot dan doe je een stapje terug.

Breng de hulpteugel rustig aan in een open ruimte, zodat je paard de ruimte heeft als hij ergens van schrikt. Het is belangrijk dat de hulpteugel juist is afgesteld. Dit kun je controleren door voor je paard te gaan staan. Pak beide bitstukken vast en trek dan allebei de teugels even strak aan. Nu moet de nek het hoogste punt zijn en de neus van een goed getraind paard moet net voor de loodlijn staan. Een paard dat nog niet zo ver is in zijn africhting moet met zijn neus meer ruimte krijgen voor de loodlijn. De beide teugels moeten even lang zijn of de binnenteugel iets korter zodat het paard een lichte binnenstelling krijgt. Het paard mag nooit een buitenstelling hebben (naar buiten kijken).
In draf moet de hulpteugel korter zijn dan in stap. Je moet dit dus telkens aanpassen. Ook als je van hand verandert, moet je de teugels verstellen (als je tenminste met een lichte binnenstelling werkt). Kijk vooral goed naar je paard en probeer de juiste afstelling voor jouw paard op dat moment te vinden.

De wijze van bijzetten is afhankelijk van:
• de leeftijd van het paard
• de graad van africhting
• de bouw van het paard en zijn natuurlijk souplesse
• zijn kracht en coördinatie
• je eigen ervaring en kunde
• het doel van je training
• de toestand van de bodem



Touwtje als slofteugel
Doel: Je paard leert losser door zijn lijf te gaan lopen. Je paard leert goed door de rug te lopen waardoor hij zijn buikspieren gaat aanspannen, hierdoor komt de rug omhoog en kan je paard beter en verder ondertreden. Rug en buikspieren worden daarom sterker waardoor de ruiter beter gedragen kan worden.

Werking: Het staat het paard toe om zijn hoofd een beetje te bewegen. Deze wijze van optomen kan ertoe leiden dat je paard teveel op de voorhand gaat lopen.

Bevestiging: De slofteugel is eigenlijk een extra lange teugel. Hij wordt tussen de voorbenen door aan de singel vastgemaakt en loopt dan via de bitringen naar de longeersingel.



Touwtje als Laufferteugel
Doel: Met de Laufferteugel kan het paard voorwaarts-neerwaarts lopen zonder dat de neus achter de loodlijn komt.

Werking: Je paard moet meer sluiten dan in de eerste houding met de slofteugel. Doordat het paard meer moet sluiten komt het beter op het achterbeen waaroor het meer verzamelt en meer gaat dragen. Deze wijze van bijzetten is alleen geschikt voor een getraind paard.

Bevestiging:
De Laufferteugel zelf bestaat net als de bijzetteugel uit twee leren riemen, maar deze zijn wat langer. Ook de Laufferteugel heeft aan de ene kant een haak en aan de andere kant een mogelijkheid om langer en korter te maken.
Gebruik je een touwtje dan wordt het vastgemaakt aan de zijkant van de longeersingel, door de bitringen gehaald en dan weer vastgemaakt aan de zijkant van de longeersingel. Doordat je het touwtje aan de zijkant bevestigt i.p.v. tussen de voorbenen door, heb je dezelfde zijdelingse begrenzing als bij de bijzetteugel.
Als je een longeersingel met ringen op verschillende hoogtes hebt, kun je het touwtje op verschillende manieren bevestigen. Hier kun je een beetje mee experimenteren, maar de hoek mag nooit te groot zijn.




Bijzetteugels
Doel: Het af laten buigen van je paard.

Werking: Een voordeel is dat de teugel makkelijk in gebruik is en het paard kan zijn hoofd maar beperkt zijwaarts bewegen. Een nadeel is dat het paard het hoofd wel neerwaarts, maar niet voorwaarts kan brengen. Als het paard zich naar beneden wil strekken, komt de neus achter de loodlijn. Een ander nadeel is dat de bijzetteugel soms los gaat hangen. Er is dan geen constant contact met de paardenmond. Je paard kan ook makkelijk gaan "hangen" op de bijzetteugels.

Bevestiging: De bijzetteugel bestaat uit twee leren riemen. Aan het ene eind zit een haak om aan het bit vast te maken en aan het andere eind wordt de riem aan de singel vastgemaakt. Daar is de teugel ook verstelbaar. Vaak zit in het midden een rubberen ring.




Chambon
Doel:dat het paard zijn hals voorwaarts en neerwaarts gaat strekken.

Werking:Gaat het hoofd van het paard omhoog, dan komt er druk te liggen achter de oren en op de mondhoeken. Het paard kan echter nog wel zijn neus eruit drukken, zonder dat dit gecorrigeerd wordt.

Bevestiging:De chambon bestaat uit een kopstuk, dat dus als tweede kopstuk aan het hoofdstel wordt vastgemaakt met gespjes. Hieraan zit aan elke kant een ringetje, waardoor een touw loopt. De ene kant van het touwtje loopt naar de bitring en wordt daaraan vastgemaakt met een clipje. De andere kant loopt over in een leren riem, die tussen de voorbenen door aan de singel wordt bevestigd.






Pessoa-tuigje met broek
Doel: het bevorderen van de balans van het paard en de verzameling.
Het is geschikt om een iets verder doorgereden paard mee te longeren.

Werking: als het paard zich sterk maakt aan de voorkant, voelt hij de broek tegen zijn bilspier aandrukken, waardoor het achterbeen wordt gestimuleerd om verder onder te treden. Je paard gaat hierdoor meer verzamelen.

Bevestiging: Er zijn verschillende manieren om het Pessoa-tuig te bevestigen, afhankelijk van de africhtingsgraad van het paard. (Zie: tekening links)
1. Als je het paard op deze manaier bijzet komt het goed en ontspannen over de rug.
2. en 3. Je paard moet meer sluiten dan in de eerste houding. Het komt echter nog wel goed door de rug en kan de hals omlaag brengen. Doordat het paard meer moet sluiten komt het beter op het achterbeen waaroor het meer verzamelt en meer gaat dragen.
4. Je paard zal goed opgericht gaan lopen. Je paard moet wel genoeg ruimte houden om de hals te strekken. Het paard gaat nu flink sluiten en gaat nu echt op het achterbeen, gaat dragen, en zal gaan verzamelen. Dit is een houding voor een goed door getraind paard.

Het effect van het Pessoa-tuig is te vergelijken met het longeren met een dubbele longe.

     

terug naar boven

Het "groene" paard leren longeren

Wanneer te beginnen
• als je paard de leeftijd van drie jaar heeft bereikt en psychisch en lichamelijk rijp genoeg is
• je paard moet al gehoorzaam zijn aan de hand

Op welk moment te beginnen
• wanneer je paard rustig is, bijvoorbeeld net na het eten. Ga o.a. niet de eerst keer longeren met een hengstige merrie.
• wanneer het weer rustig is en niet als het stormt of regent
• wanneer de omgeving rustig is

Waar te beginnen
• in een afgezette ruimte zoals een rijbak
• zet de eerste keer nog geen longeerring uit met touwen e.d. met een rustig paard zou je wel balken op de grond in een cirkel kunnen leggen


Hoe te beginnen
Ruimte, rust, regelmaat en ontspanning zijn van het allergrootste belang. Een gestresst paard is niet in staat om je te kunnen begrijpen en een gestresste longeur is een regelrechte ramp!
Vraag of iemand je wil helpen en bereid je goed voor.

Fase 1:
Doe het hoofdstel in zonder teugels. Bevestig hier het longeerbitstukje aan en gebruik een leidtouw. Indien je geen longeerbitstukje hebt, maak je je leidtouw vast aan het bit als eerder beschreven met de longeerlijn. Breng je paard in de afgezette ruimte.
Maak je paard vertrouwd met de zweep door de zweep over zijn hele lichaam te halen. Eerst hou je de slag nog vast maar daarna ga je met de slag over het hele paardenlichaam terwijl je hem rustig toespreekt.






Fase 2:
a. leiden, stappen en halthouden op commando
Ga lopen met je paard met een kort leidtouw in je rechterhand en de longeerzweep, met de slag in je hand, in je linkerhand. Je leert hem op commando voorwaarts te gaan en halt te houden.
Je vraagt je paard om naast je schouder te blijven lopen. Wanneer hij niet meeloopt, geef je hem, achter je rug langs, een zachte tik met de zweep terwijl je de slag vasthoudt. Laat hem af en toe halthouden door je lichaamstaal te gebruiken gecombineerd met het commando: "haaaaaalt". De lichaamstaal bestaat daaruit dat je paard vanzelf halthoudt wanneer jij je lichaam iets opricht en stil gaat staan vlak voor de schouder van je paard. Wanneer je paard niet reageert, zet je hem stil met je leidtouw. Beloon hem voor de gewenste reactie door hem b.v. op de hals te kloppen. Je gaat weer stappen met het commando "staaaaappen".
Leer je paard daarna om halt te houden en te gaan stappen met slechts het gebruik van het commando zonder lichaamstaal of de invloed van je leidtouw.

Herhaal het voorgaande terwijl je je paard leidt aan de rechterkant met de zweep in je linkerhand.

b. om de longeur leren lopen
Neem dan het leidtouw in je linkerhand en de zweep rechts en vraag voorwaarts te gaan op stem gecombineerd met het heffen van de zweep iets achter de achterhand en laat hem halthouden met je stem gecombineerd met het neerwaarts bewegen van de zweep. Herhaal ook deze oefening de andere kant op.

Wees zeer consequent met het gebruik van commando's en zweep. Vergeet niet gewenst gedrag uitgebreid te belonen met je stem en door hem over de hals te aaien. De beste beloning is het stoppen van de oefening en het verlaten van de bak.






Fase 3:
a. op de cirkel leren lopen
Nu ga je naar het midden van de rijbak en ga je je paard leren om zich van je te verwijderen om op een cirkel te gaan lopen. Het is moeilijk te begrijpen voor een "groen" paard dat hij nu niet meer naast je moet meelopen maar zich juist van je af moet bewegen. Je moet de tijd nemen om hem dat uit te leggen.
Begin linksom omdat dat meestal de "goede" kant is van je paard. Je geeft aan met stem en zweep dat je paard moet gaan stappen. Wanneer hij stapt, maak je een beweging met de zweep om hem van je af te dirigeren. Je beweegt de zweep met een losse pols van onder naar boven richting de voorbenen of schouder van je paard. Raak hem niet aan! Laat een helper desnoods aan de rechterkant je paard vasthouden en geleiden totdat je paard begrijpt wat de bedoeling is.
Als alles rustig en goed gaat, herhaal je de hele procedure rechtsom. Maak vooral geen onverwachte bewegingen met je longeerzweep!
Vergeet niet gewenst gedrag uitgebreid te belonen.


Fase 4:
Op de longeercirkel moet je paard nu leren op commando aan te gaan in draf en galop. Hef je zweep iets achter de achterhand en vraag de gewenste gang. In eerste instantie ben je tevreden met elke reactie voorwaarts en beloon je hem, de details komen later wel.
Aandraven
Je vraagt je paard voorwaarts te gaan met je commando (drrrrrraf) en het opheffen van de zweep. Wanneer ja paard niet reageert, maak je een heftigere beweging met je zweep of je tikt even de achterhand aan met je zweep. (Pas op! Er kan een heftige reactie volgen).
Wanneer je paard aangaloppeert is dat niet zo'n probleem, als je in eerste instantie maar een reactie voorwaarts krijgt.
Aangalopperen
Het op commando aangalopperen is moeilijk te leren voor een paard. Neem de tijd en blijf herhaald vragen en belonen bij iedere gewenste reactie. In eerste instantie zal je paard eerst harder gaan draven om daarna in galop te vallen. Dat is heel normaal en verbetert vanzelf naarmate je vaker longeert en je paard laat aangalopperen. Blijf consequent met je commando en zweepgebruik!
Wanneer het niet direkt lukt en je paard te heet wordt, ga je een fase terug en doe je de dingen die je paard al wel kent om hem weer tot rust te krijgen en goed gedrag te kunnen bevestigen. Maak er geen gevecht van!
Verkeerd of overkruist aanspringen zal in het begin ook veel gebeuren vooral aan de "slechte" kant van je paard. Je paard kan zijn benen nog niet goed bewust coördineren en is nog niet rechtgericht. Heb geduld, oefen de overgangen vaak en breng veel afwisseling in je oefeningen! Het wil nog wel eens helpen als je je paard laat aangalopperen in de hoek van de rijbak. Zorg voor een juiste stelling voordat je de galop vraagt.
Vergeet niet gewenst gedrag uitgebreid te belonen.

Fase 5:
Je kunt nu beginnen met het omdoen en leren wennen van de longeersingel of zadel. Haal het paard naar je toe, bevestig de longeersingel waarbij je een kort leidtouw gebruikt. Laat een helper alles rustig op de rug leggen en gesp het langzaam vast. Pas als je paard alles rustig accepteert, kun je ermee gaan longeren. Zorg dat je zadel goed vast zit en niet onder zijn buik glijdt. Misschien rent je paard eerst bokkend in de rondte, dan probeer je hem met je stem weer rustig te krijgen totdat hij het accepteert. Ga dan de oefeningen doen die hij heel goed kent en leuk vindt.

Fase 6:
Nu ga je de hulpen en oefeningen verfijnen. Het longeren wordt nu een bewuste training van de gehoorzaamheid, soepelheid en conditie. Waarbij je je paard naar wens kunt gaan bijzetten.
Leer je paard aan de longe te verruimen binnen de gangen en de cirkel te vergroten en verkleinen.
Vergeet niet gewenst gedrag uitgebreid te belonen!


terug naar boven

Longeren als training

Je paard moet zeker vier jaar oud zijn en fysiek en mentaal toe zijn aan de training met een bijzetteugel. Laat je paard eerst wennen aan de teugel voordat je hem strakker gaat zetten. Voor de meeste paarden is het voor de eerste keer bijzetten een spannende geschiedenis, houd daar rekening mee! Blijf rustig en laat hem in vertrouwen wennen aan de nieuwe situatie. Als een paard op het bit kauwt, is dat een teken dat het de bijzet accepteert. Dan kun je gaan aandraven, door een voorzichtige aanzet te geven. Voorkom dat je paard naar voren schiet en zich in de mond trekt.
Pas als er geen verzet meer is op het bijzetten kun je de bijzetteugels langzaam vaster zetten en kan de echte training beginnen.
Train nooit te lang aan de longe. Voor een goed getraind paard is een half uur tot drie kwartier al voldoende. Het is beter een half uur goed te trainen dan een goed uur half!

Fysiek onvermogen
Sommige paarden hebben nu eenmaal niet de juiste bouw of andere beperkingen om te kunnen trainen met een bijzetteugel. Wanneer je paard zich duidelijk niet geeft, let dan eens op de volgende zaken:
• heeft mijn paard last van spat, een instabiel bekken of een rugprobleem?
• is er iets met de mond, zoals een wondje of een wolfstand?
• is zijn anatomische bouw ongeschikt zoals uitzonderlijjk zware kaken, dikke oorspeekselklieren of weinig nek?


Doel van je training:
Om je paard te trainen de achterhand verder onder het zwaartepunt te brengen en meer aanleuning te verkrijgen, kun je hem geleidelijk meer aanspannen en aan het werk zetten.
In alle fases van je training moet je paard zo veel mogelijk voldoen aan het ideale beeld van een "goed gaand paard". Het is een ideaal beeld waaraan geen enkel paard volledig kan voldoen maar het blijft een doel om naar te streven.
De training moet beginnen zonder bijzetteugels om je paard los te werken en eindigt met een relaxte stap om uit te stappen.

in alle gangen
• je paard is werkwillig, rustig en attent
• het orenspel is vriendelijk
• de mond is gesloten en laat los
• zijn hoofd is duidelijk voorwaarts-neerwaarts
• de rug komt omhoog waardoor de buikspieren meer gebruikt worden
• het gaat recht vanuit een actieve achterhand
• je paard is nageeflijk en zoekt licht steun op de bijzetteugel
• je longeerlijn heeft een lichte en constante verbinding met de mond

stap
• ieder been dient afzonderlijk neergezet te worden en weer opgetild zodat je paard in een zuivere viertakt stapt
• het acheterbeen verdrijft op het laatste moment het voorbeen aan dezelfde kant en stapt ongeveer één hoeflengte over de afzet van het voorbeen
• ontspanning, actief en recht stappen is echter belangrijker dan het voorgaande
draf
• een actieve beweging in zuivere tweetakt met een duidelijk zweefmoment
• hals en rug moeten ontspannen zijn zodat de draf meer uitdrukking krijgt
• de schenkel van het achterbeen dat naar voren komt moet ideaal gezien voor de loodlijn van het achterbeen komen, zodat het achterbeen meer onder het zwaartepunt van het paard komt
• het zwaartepunt ligt vlak achter de schoft
• de rug is ontspannen en durchlässig
galop
• een zuiver drietakt met een duidelijk zweefmoment
• er moet sprake zijn van een mooi naar voren en over de rug gesprongen galopsprong


Variaties in het longeren

Veel van gang veranderen:
Het vaak veranderen van de gang maakt je paard vlijtig, sterk en gehoorzaam. Leer hem om bijvoorbeeld van galop naar stap of halthouden te gaan en andersom. Daar tussenin liggen nog vele variaties en leer deze allemaal op commando uit te voeren door middel van herhaling en beloning.

Variaties binnen de gang:
Drijf je paard met de zweep in een sneller tempo door hem achter de achterhand horizontaal van rechts naar links (of andersom) te bewegen, zodat het paard het verschil leert tussen de aanwijzingen voor een tempowisseling binnen de gang en een wisseling van de gang. Gebruik daarbij een commando zoals: "Harder, harder, harder........". Waarbij je intonatie en hoogte van het uitgesproken commando opvoert naarmate je meer toename van tempo wenst.
Neem je paard terug door de zweep in de uitgangspositie weer achter de achterhand van je paard te brengen en het commando: "ruuuuuustig maar, draf (stap of galop)" om je paard duidelijk te maken dat hij in dezelfde gang in het basistempo terug moet komen en wel actief moet blijven gaan.

Volte verkleinen
Met kleine ophoudingen vraag je het paard naar binnen te komen, terwijl je de longe inneemt. De diameter is afhankelijk van de africhtingsgraad van je paard. Het longeren op een kleinere cirkel bevordert het onderbrengen van de achterhand, het verbeteren van de balans en de buigzaamheid. Tevens wordt je paard gehoorzamer aan de zweep omdat je meer contact krijgt met je paard daardoor is er meer variatie mogelijk met de aanwijzingen van de zweep.
Vraag meer stelling met de bijzetteugel naarmate de volte kleiner is. Het paard moet nu vanzelf vanuit het binnenbeen aangalopperen en blijft daardoor meer gesloten. Het openen van de volte is een beloning voor je paard.
Longeer nooit te lang op een kleine volte want het is bijzonder zwaar voor de pezen en spieren van je paard en vergt veel van zijn kracht en conditie.


Longeren met balken of cavaletti
Leg 4 tot 8 balken binnen bereik om te gaan gebruiken. Longeer je paard eerst om hem los te maken zonder de balken.
Leg de balken neer met de binnenkant naar het hart van de longeercirkel. De afstanden zijn in het midden van de balken: stap: 80 cm, draf 1.20 - 1.50 m., galop: 2.40 - 3.00 m..
Door de cirkel te vergroten of te verkleinen kun je de afstanden aanpassen aan het ritme van je paard of het doel van je training. Begin altijd door je paard te laten draven over passende afstanden om te zorgen dat hij niet angstig wordt of uit zijn balans of ritme raakt.
Daarna kun je gaan variëren met de afstanden al naar gelang het doel is van je training: passen verruimen of verzamelen. Je kunt de balkjes allemaal of enkele hoger leggen aan één kant of beide kanten. Het leert je paard beter de gewrichten van zijn voorknie en spronggewricht te gebruiken en zijn lichaam losser te gebruiken. Tevens bevordert het de coördinatie van je paard en het verbetert de veerkracht. Gebruik je fantasie en begrijp wat jouw paard nodig heeft.
Wanneer je de balken in het midden op een afstand legt van 2.40 m., kun je je paard er in alle drie gangen goed overheen leiden door te variëren met de diameter van de cirkel waardoor je paard in stap over de binnenkant gaat en in galop over de buitenkant.




Kleine sprongen maken
Longeer je paard eerst om hem los te maken zonder de balken.
Tijdens het maken van een sprongetje mag je je paard niet bijzetten.
Door een sprongvariatie te plaatsen op de longeercirkel met de punten van de balken naar het midden van de cirkel kun je je paard laten springen aan de longeerlijn.
Een drafbalk voor een hindernis ligt op een afstand van 2.00 - 2.75 m., een galopbalk voor een hindernis ligt op een afstand van 2.60 - 3.00 m. en in-uitjes 2.90 - 3.50 m. al naar gelang je uit draf of uit galop laat springen. Leg de balken op een blok, een kistje of bijvoorbeeld banden om te zorgen dat je longeerlijn over de hindernis kan gaan. Let er goed op dat de longeerlijn niet ergens achter blijft haken. Til hem iets op op het moment van de sprong en geef iets toe om je paard de gelegenheid te geven zijn hoofd en nek te gebruiken tijdens de sprong.
Wanneer je op deze manier een paar in-uitjes neerzet verbetert het ritmegevoel, de cadans, de buigzaamheid, de veerkracht en de coördinatie.
Doe de oefeningen niet te vaak en te lang omdat het belastend is voor de benen van je paard en om verveling te voorkomen.


terug naar boven

Problemen

Besef dat veel problemen voortkomen uit onkunde van de longeur of onvermogen van je paard. Je paard moet je leren begrijpen en moet fysiek in staat zijn om op de volte te kunnen werken. Het betekent dat je in alle rust je opdrachten moet blijven herhalen totdat je paard automatisch reageert. Rust, consequent zijn en herhalen, zijn de sleutelwoorden.

1. Als ik wil beginnen draait mijn paard de achterhand van mij weg
• loop even een stukje mee en leid je paard in stap. Neem dan de juist longeerpositie in.

2. Mijn paard wil niet halthouden
• sta je wel in de juiste positie en gebruik je de zweep op de juiste manier voor of bij de voorbenen met de punt naar de grond?
• laat je paard stappen op een kleine volte om je heen zodat je beter contact hebt en de aandacht bij jou heeft. Neem je zweep duidelijk terug, desnoods breng je je zweep met een groot gebaar onder je okesel met de slag naar achteren terwijl je "haaaaalt", of "ho,ho" zegt en breng je paard met de longe naar binnen. Beloon hem uitgebreid als hij stilstaat eventueel door hem met de longeerlijn naar je toe te halen.
• als dat nog niet helpt ga je terug naar de basis. Dat betekent dat je hem weer aan de hand met een halstertouw laat halthouden op commando (Zie: Het "groene" paard) maar gebruik hierbij nu ook de zweep die je duidelijk onder je oksel brengt. Als je paard reageert beloon je hem uitgebreid, eventueel met iets lekkers.

3. Mijn paard draait zich om
Dat doet het paard vooral aan zijn niet-favorite kant (meestal rechts) als hij nog niet rechtgericht is en niet in de juiste stelling loopt. Het zal uiteindelijk vanzelf overgaan als je je paard steeds rustig terugneemt en opnieuw begint.
• als hij naar buiten toe wegdraait moet je zorgen dat je de longeerlijn op de juiste spanning houdt en zorg dat je de juiste drijvende positie en zweephouding hebt en houd hem aan het werk. Wanneer het hem toch lukt moet je de longe laten zakken, desnoods tot op de grond. Hierdoor komt de longe tegen je paard aan en houdt je paard tegen. Stop het longeren op een rustige manier en begin opnieuw.
• als hij naar binnen draait, moet je zorgen dat je in de juiste drijvende positie blijft en houd hem aan het werk. Lukt het hem alsnog, terugnemen en opnieuw beginnen.

4. Mijn paard springt steeds overkruist aan of springt over
Ook dat doet het paard vooral aan zijn niet-favorite kant (meestal rechts) als hij nog niet rechtgericht is en niet in de juiste stelling loopt.
• zorg dat hij met de stelling naar binnen is als hij aan moet springen. Laat hem aanspringen voor de hoek van de bak. Heb je geen bak maak dan een hoek met hindernismateriaal.
Lukt dat niet dan neem je hem in een hele kleine volte (een heel klein stukje) zodat je de stelling kunt afdwingen. Vlak voor de hoek van de bak laat je hem aanspringen. Eventueel tik je het binnenachterbeen aan met de zweep zodat hij die onder de massa brengt en in galop komt. (Pas op dat hij niet terugtrapt!). Direkt als hij aangesprongen is, vier je de longe zodat hij op een ruime volte verder kan galopperen en zijn galop op die kant kan versterken. Vergeet niet duidelijk te belonen!
• het overspringen heeft hetzelfde probleem van niet rechtgericht zijn. Vooral als je paard erg gespannen is, heeft hij moeite met de juiste buiging en spring hij over. Neem hem rustig terug en begin opnieuw. Zorg voor veel rust en ontspanning. Laat hem eerst galopperen op zijn "goede" kant om de spanning kwijt te raken.

5. Mijn paard bokt, vooral met aangalopperen
• dat gaat vanzelf over als je paard verder is in de training en als jij vaker gelongeerd hebt. Maak je er niet te druk over.


terug naar boven

Longeren met dubbele longe

 Dubbele longe: Klik hier


terug naar boven

Dressuuroefeningen in zakformaat
Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............


terug naar boven