Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


De hulpen






Algemene informatie

De hulpen zijn de middelen waarmee je met je paard communiceert. Voor het goede gebruik van de hulpen moet je een volkomen onafhankelijk zit hebben; Dat betekent dat je in staat bent om onder alle omstandigheden je lichaam te gebruiken voor het overbrengen van jouw wil.
Je paard moet alle hulpen leren begrijpen. Het is alsof je een paard eerst het hele alfabet en daarna de woorden moet leren om elkaar vervolgens te kunnen verstaan. Zie het a.b.c. als de hulpen en elkaar verstaan is het samengaan van alle hulpen waarop een gewenste reactie van het paard volgt. Deze reactie moet onvoorwaardelijk volgen op de door jouw gegeven hulpen en kun je uitleggen als het conditioneren van je paard.
Je toepassing van de hulpen is mede afhankelijk van je rijkunstige gevoel. Dat berust op de gave om door zitvlak, been en hand elke beweging van het paard van te voren aan te voelen en dienovereenkomstig die hulpen te geven die nodig zijn. Mede bepalend voor dat gevoel zijn echter ook het begrip voor de totaliteit van het paardrijden en het gevoel voor het paard waar je op rijdt. Je hulpen moeten aansluiten bij het wezen van het paard en rekening houden met zijn vermogens en zijn gemoedstoestand.

Verfijning hulpen
Alle oefeningen in de dressuur zijn er mede op gericht om de gevoeligheid van het paard op de hulpen te vergroten. Een jong paard zal je aanvankelijk met vrij grove hulpen moeten vertellen wat je bedoelt; bij een volleerd paard zie je vrijwel niet dat er hulpen gebruikt worden, alles lijkt vanzelf te gaan.


Er zijn twee soorten indelingen van de hulpen mogelijk:
1.
a. Voorwaarts drijvende hulpen
kuiten
kniedruk
sporen
zweep
stemhulp

b. Ophoudende hulpen
teugelhulpen

c. Ondersteunende hulpen
zit
gewichtshulpen


2.
a. Natuurlijke hulpen:
zithulpen
beenhulpen
teugelhulpen
stemhulpen


b. Kunstmatige(aritficiele) hulpen:
sporen
zweep
bit
hulpteugels



Laterale en diagonale hulpen
laterale hulpen
Het gebruik van de hulpen aan dezelfde kant van het paard, zoals het rechterbeen en de rechterhand.
diagonale hulpen
Het gebruik van de hulpen aan de tegenovergestelde kant van het paard, zoals het rechterbeen en de linkerhand.
voorbeeld: schouder-binnenwaarts (binnenbeen/buitenhand)
(Pas op: de hulpen zijn diagonale hulpen de beweging van het paard is lateraal.)


Andere hulpen of benamingen
lichaamstaal (communiceren met je paard met je lichaamshouding)
fysieke hulpen (natuurlijke en kunstmatige hulpen)
mentale hulpen (innerlijk beeld)
energetische hulpen (innerlijk gevoel)
aritficiële(kunstmatige) hulpen
ergogenetische hulpen (voedingssupplementen)


terug naar boven

Halve ophouding

Een halve ophouding fungeert als een soort schakelmechanisme tussen de verschillende oefeningen van het paard
Een halve ophouding is bijna onzichtbare, bijna gelijktijdige aktie van zit, kuiten en de hand van de ruiter, met de bedoeling om de aandacht en de juiste balans van het paard te krijgen voorafgaand aan de uitvoering van diverse oefeningen zoals een overgang, een tempowisseling in de gang zelf, een wending en vele andere oefeningen. We vragen het paard om zijn achterbenen onder de massa te brengen en vangen de energie op met een terugwerkende hand zodat het paard meer bergopwaarts komt, ronder wordt, een betere balans krijgt en lichter wordt in de voorhand.
Het paard "zakt" van achteren waardoor hij beter is voorbereid voor de volgende oefening en je vraagt als het ware de aandacht van je paard.
Een halve ophouding maakt het mogelijk om goede overgangen te rijden. Zonder een halve ophouding voorafgaand aan de overgang maakt een paard bij een opwaartse overgang zijn rug hol en gooit zijn hoofd omhoog en bij een gang terug valt het paard op de voorhand.
Verwacht niet dat je paard dat de eerste keer begrijpt. Door consequent een halve ophouding te geven voor een oefening gaat uiteindelijk de communcatie met je paard verbeteren.






Doel:
• de gangen te verkorten
• de aanleuning te verbeteren
• de balans te verbeteren
• ter verzameling
• als voorbereiding op alle oefeningen waarbij een verhoogde oplettendheid van het paard noodzakelijk is
• het maakt het paard "durchlässig"
• het maakt het mooier maken van de gangen mogelijk


Hulpen:
Het is een samenspel van de volgende hulpen:
• bovenlichaam strekken
• benen strekken vanuit de heupen en diep in het zadel gaan zitten
• voorwaartsdrijvende hulpen met kuit en zit
• de teugels aannemen met een ademend contact van de buitenteugel
• deze hulpen worden maximaal 1 seconde gegeven voordat je weer nageeft
• het paard brengt zijn achterhand onder de massa. Het wordt vanachter lager (gaat zitten) zonder verlies van activiteit.
• in de verdere opleiding werk je met rechterteugel, rechterbeen en binnenheup in om het rechterachterbeen meer onder te brengen en in aansluiting het linkerachterbeen



Legenda

Een boekje met alle hulpen op een rijtje?
Lees hier....

Fouten:
• het paard verliest zijn impuls en valt terug
correctie: meer been geven of bij geen reactie een tikje met de zweep.
• het paard is tegen de hand, gooit het hoofd omhoog en maakt z'n ondernek sterk
correctie: niet trekken aan de teugels dan protesteert het paard en gaat tegen de hand
• het paard brengt zijn achterhand niet onder de massa maar gaat op de voorhand lopen
correctie: meer been geven of bij geen reactie een tikje met de zweep.
• het paard loopt gewoon door
correctie: verbeter de inwerking van je hulpen. Maak veel overgangen, ook tempowisseling in dezelfde gang zoals "bijna-stap".

Rijd niet eindeloos een halve ophouding om je paard te verzamelen. Je paard wordt dan minder gevoelig in de mond en heeft steeds groffere hulpen nodig om te reageren. Gebruik de halve-ophouding alleen als het nodig is om je paard in de juste balans te brengen.


Hoe te leren:
Een halve-overgang in draf is makkelijker aan te leren dan in stap of galop.
in draf:
• Overgangen draf-stap-draf en stap-halt-stap. Daarbij moet je goed voorwaarts terugrijden dus met drijvende hulpen tegen de hand rijden. Verminder het aantal stappen door zo snel mogelijk weer aan te draven.
• Dan overgangen van draf naar bijna-stap en weer direct actief voorwaarts rijden. Bereik dit door met voldoende drijvende hulpen tegen de ademende hand te rijden. Gebruik eventueel je stem: "draf-draf-draf" in het ritme van de beweging. Het paard zal het niet direct begrijpen en terugvallen in draf. Reageer door direct weer aan te draven.
• Rijd tussendoor je paard goed voorwaarts om verlies van impuls te voorkomen.
• Beloon een goede reactie uitgebreid.
• Dit moment van van rust in de beweging terwijl de achterbenen ondertreden kun je verder uitbreiden.

in galop:
• Rijd op een volte van 20 m.
• Geef een zithulp en sluit je buitenhand op het moment dat het leidende voorbeen van de grond is. Dat is hetzelfde moment dat de nek het diepst is..
• Het paard zal eerst terugvallen in draf. Corrigeer dat onmiddellijk, het is niet belangrijk om netjes aan te galopperen tenzij je paard geheel uit balans is. Begeleid eventueel met je stem: "Nee, nee".
• Herhaal de hele procedure totdat je paard begrijpt dat hij niet terug mag vallen in draf.
• Rijd tussendoor je paard goed voorwaarts om verlies van impuls te voorkomen.
• Beloon een goede reactie uitgebreid.
• Vergeet niet de oefening ook op de andere hand te rijden.


terug naar boven

Gewichtshulp

Hieronder verstaat men de inwerking van het ruitergewicht, dat het bovenlichaam via het zitvlak op de rug van het paard overbrengt. De inwerking ervan ontstaat door verplaatsing van het zwaartepunt. Men kan gewichtshulpen op de volgende manier geven:
tweezijdig
eenzijdig
ontlastend
Deze verschillen zijn van groot belang voor de uitwerking die ze op het paard hebben. Het paard voelt de kleinste beweging van jouw lichaam. Verplaats je je bovenlichaam licht naar voor of naar achteren, kun je afhankelijk van de situatie (en samenspel met andere hulpen) het paard terugrijden of aansporen.
Een goed opgeleid paard heeft geleerd te reageren op b.v. een kleine gewichtsverplaatsing naar binnen (een vermeerderd gewicht op je binnen-zitbeenknobbel) met een verplaatsing in die richting.


Bron:
Klassieke dressuur
Stefan M. Radtke

zithulp

Achteruit leunen van bovenlichaam:
Heeft een ondersteunende, voorwaarts drijvende werking.

Naar voren neigen:
Werkt remmend op het tempo.
Kan echter ook een positieve werking hebben op de activiteit van de achterhand in samenwerking met de inwerking van beide kuiten o.a bij galoppirouettes. Je voorkomt dan een te zware belasting op de achterhand.

Naar voren neigen en draaien in de lendenen (draaizit)
Hieruit volgt het naar voren schuiven van de binnenheup wat vooral belangrijk is bij de zijgangen voor het meenemen van de buitenschouder.


Fouten
Zie voor een verkeerde zithouding:
Dressuur/zithouding!


foute zithulp

Gewichtshulpen leren.

terug naar boven

Kuithulp

De kuithulpen zijn de allerbelangrijkste voorwaarts drijvende hulpen die je kunt uitoefenen. De onderbenen moeten vlak achter de singel liggen; de kuiten moeten zacht contact maken en mogen niet klemmen. Zodoende heb je in alle gangen de beste inwerking op de voorwaartse beweging van het paard. Een gelijkmatige druk van beide kuiten op de singel stimuleert je paard om voorwaarts te gaan.
Bij een jong paard moet je soms harder en vaker inwerken met de kuit.
Het is de bedoeling dat je paard in hetzelfde tempo bijft gaan nadat je dat eenmaal met een kuitdruk hebt aangegeven. Mocht je toch vaker moet drijven dan drijf je in stap één keer per drie stappen, in draf drijf je als je uit het zadel komt, in galop dondersteun je iedere galopsprong. Je training moet erop gericht zijn om met steeds minder kuit de gewenste resultaten te krijgen zodat je uiteindelijk alleen de kuit hoeft te laten aanliggen.
In de verder gevorderde dressuur is het belangrijk om op het juiste moment met het juiste been te drijven om de natuurlijke bewegingsafloop te ondersteunen en niet te verstoren. Je drijft op het moment dat het paard op het punt staat de achtervoet op te tillen om hem onder het zwaartepunt te plaatsen. Om je paard attent te maken kun je af en toe twee kleine klopjes geven in plaats van een grove kuithulp.


Men onderscheidt de volgende kuithulpen:
• voorwaarts drijvend
    - kuit op of iets acher de singel
• voorwaarts-zijwaarts drijvend
    - kuit iets achter de singel
    - laat achterbeen verder ondertreden
    - laat het paard bij iets sterkere drm zijwaarts begwegen
• begrenzend
    - kuit is achter de singel
    - verhindert dat de achterhand uitzwaait
    - is meestal het buitenbeen
    - is mede verantwoordelijk voor het voorwaarts drijven

Dscn3858
aanliggend
Dscn3858
Bron:
Klassieke dressuur
Stefan M. Radtke

voorwaartsdrijvend
Dscn3858
Bron:
Klassieke dressuur
Stefan M. Radtke

voorwaartsdrijvend
Dscn3858
Bron:
Klassieke dressuur
Stefan M. Radtke

zijwaartsdrijvend en begrenzend

Aan de kuit rijden
• veel en vaak op de juiste wijze actieve overgangen rijden. Aandraven, aangalopperen, terugnemen naar halthouden, zo snel mogelijk weer aangalopperen, terugnemen naar draf enz.
• rijd snel afwisselende tempo's in draf en vraag een snelle reactie, ook op de grote volte. Ben je verder gevorderd ook in stap en galop en in de zijgangen.
• vraag een snelle reactie op je aanwijzingen. Indien je paard niet snel reageert, rijd je de overgang opnieuw. Is de reactie bevredigend, beloon je je paard. Geen bevredigende reactie dan gebruik je de zweep. Vraag direkt na zweepgebruik dezelfde overgang opnieuw en beloon een goede reactie.
• wees zeer consequent in wat je vraagt en stem je vraag af op het africhtingsniveau van je paard
• aan het begin van je training rijd je je paard actief aan de kuit. In de training moet je dat herhalen, zodra je paard minder actief voorwaarts is.


Fouten
• drijven met de hakken of sporen
• drijven door je onderbeen naar achteren te bewegen
• je hak optrekken
correctie: je kuit wordt hard als je de beweging van je paard door je lichaam heen met een verende enkel kunt opvangen in je hakken. Pas dan is je kuit geschikt om te drijven.
• kloppen en onnodig drijven
Dit verstoort in hoge mate de gang van het paard.
correctie: rijd veel overgangen vlot achter elkaar om je paard beter "aan de kuit" te krijgen. Bij niet voldoende reactie van het paard op de hulpen voor een overgang, geef je even een tikje met de zweep, je neemt het paard terug en herhaalt de overgang om bij een goede reactie het paard te belonen.
• afsteken van de benen
Het paard kan overgevoelig zijn of rennerig.
correctie: een gevoelig of rennerig paard moet je laten wennen aan de kuitdruk. Juist deze paarden hebben de begeleiding van je kuit en hand nodig om tot ontspanning te komen.
Laat een gevoelig paard in alle rust wennen aan de kuitdruk in de gang waarin hij het meest ontspannen is. Als dat goed gaat, ga je de ander gangen oefenen. Wordt je paard gespannen dan begin je weer opnieuw. Rijd de overgangen eventueel met behulp van je stem. Laat dan de stemhulp voorafgaan door een hele licht kuitdruk. Je paard zal uiteindelijk de overgang rijden op de lichte kuitdruk.
Een rennerig paard kun je afremmen door af te wenden of een volte in te zetten; Niet door je kuit weg te nemen of met je hand extra in te werken. Leer je paard halve ophoudingen om het tempo te gaan beheersen.
• je paard gaat tegen het been hangen
correctie: geef minder zware kuitdruk. Gebruik eventueel twee kleine klopjes in plaats van een grove kuitdruk.
Leer je paard aan de hand om te stappen of zijwaarts te gaan voor druk, in plaats van naar je toe te bewegen wat de natuurlijke reactie is van een paard.

Zie verder: Dressuur/zithouding!


terug naar boven

Teugelhulp

Via de mond kan de hand de scheefheid cq rechtgerichtheid van het paard waarnemen, het ruggebruik voelen, het gebruik van de achterhand registreren en de losgelatenheid waarnemen. We streven ernaar dat de hand samensmelt met de mond van het paard zodat de hand goed kan voelen. De belangrijkste taak van de teugelhulpen is het om de beweging van het paard toe te laten en te voelen en niet om te controleren.
Teugelhulpen mogen slechts in combinatie met been- en zithulpen gegeven worden.


Teugels vasthouden:
Om een goede verbinding te krijgen tussen ruiterhand en paardenmond moet je de teugels, niet gedraaid en even lang tussen de pink en de ringvinger houden. De handen vormen een vuist en zijn rechtop met de duimen als "dakjes". De rest van de teugel hangt onder de teugel aan de rechterkant van het paard langs de schouder naar beneden.
De onderarm vormt één lijn met de teugel die naar de mond van het paard gaat en de ellebogen worden losjes tegen je lichaam gehouden. Hoe ver de handen uit elkaar gehouden worden hangt af van de breedte van de paardenhals, want ook van bovenaf gezien moet er een rechte lijn gevormd worden van de ruiterhand naar de paardenmond.


Soorten teugelhulpen
• toestaan/nageven: de soepel meegaande beweging van de hand met de mond met behoud van aanleuning.
• geven: meer halsvrijheid, druk op teugels minder, contact wordt behouden (bij halsstrekken)
• contactteugel wordt door de ruiter tot stand gebracht
• aanleuning: de licht verende druk die door het paard wordt opgezocht
• weerstand bieden: sluiten van de op de plaats blijvende hand.
• aannemen
• begrenzen met buitenteugel (om over buitenschouder vallen te voorkomen)
• sturende teugelhulp: geeft de richting aan
• stelling vragen met binnenteugel

Op een aannemende teugelhulp moet altijd een nagevende hulp volgen.


basispositie, nagevende hand, aannemende teugelhand

Directe teugelhulp
De directe teugelvoering werkt direct in op de neus (via kaptoom) of mond (via bit) van het paard.
Via deze werking kan de ruiter het paard vragen:
• in stelling links of rechts te gaan
• zijn hals te strekken

Indirekte teugelhulp
De indirecte teugelvoering werkt niet direct in op de mond of neus van het paard, maar werkt in op de voorhand cq op de schouders cq op de voorbenen van het paard.
Via deze werking kan de ruiter het paard vragen:
• zijn schouders t.o.v. de achterhand meer naar binnen te zetten (richting schouderbinnenwaarts)
• zijn schouders t.o.v. de achterhand meer naar buiten te zetten (richting travers)

Combineren van de directe en indirecte teugelwerking
Door het combineren van de beide werkingen kunt u het paard correct begeleiden bij het uitvoeren van oefeningen.


Fouten
Zie: Dressuur/zithouding!


terug naar boven

Stemhulp

De stem is een waardevol hulpmiddel. Veerlzijdig bruikbaar zowel tijdens het rijden als met grondwerk. Met de stem kun je je paard gerust stellen, belonen, straffen, aansporen en leren reageren op bepaalde commando's . Het paard heeft een opmerkelijk scherp gehoor en reageert navenant goed op het stemgebruik van de ruiter; hij is gevoelig voor de kalmerende werking zowel als voor bestraffende woorden. Je moet zuinig zijn met de stem, om te voorkomen dat het verfijnde gehoor van het paard afstompt.


terug naar boven

Hulpmiddelen
Dscn3858
Bron:
http://www.paarden-info.nl/

Zweep
Om het paard te corrigeren, straffen, te laten verzamelen of te belonen kun je gebruik maken van een zweep. Welke zweep je gebruikt, hangt af van de ontwikkelingsfase waarin paard en ruiter zich bevinden. Bij groene paarden een stevige en niet zo lange zweep gebruiken. Een te lange zweep kan per ongeluk tegen het paard aan komen en tot misverstanden leiden. Een jong paard kan ook bang zijn van een te lange zweep omdat deze zich in het blikveld van het paard bevindt.
Wil je oefeningen rijden waarvoor uitdrukking en een bepaalde levendigheid wenselijk zijn, dan krijgt een langere zweep de voorkeur.

Dressuurzweep
De dressuurzweep is een zweep die speciaal ontworpen is voor de dressuur. Hij is vaak langer dan een springzweep en heeft meestal een klein touwtje aan het uiteinde. Bij wedstrijden in de B en L mag je een zweep gebruiken van maximaal 110 centimeter lang. Er zijn wat meningsverschillen of dit met of zonder touwtje gemeten moet worden. Er bestaan verschillende maten, kleuren en handvatten.

Springzweep
Deze zijn maximaal 75 centimeter lang en hebben aan het uiteinde geen touwtje, maar een lusje of flapje zitten.


Gebruik van de zweep
1. ondersteuning van de kuit
Bij het rijden gebruikt je de zweep in hetzelfde gebied als je onderbeen. (bij jonge paarden kan je soms ook de schouder aantikken)
Het gebruik van de zweep wordt altijd vooraf gegaan door een vraag met je hulpen.
Als je paard niet voldoende reageert op je kuitdruk, geef je een tikje met de zweep. Daarna doe je de gevraagde oefening overnieuw om de gehoorzaamheid aan de kuit te bevestigen en de goede reactie te kunnen belonen. De meeste paarden reageren voldoende op een kleine tik, ter attentie maar soms moet je wel eens een goede tik geven om een reactie te krijgen. Doe dit echter als uiterste maatregel!
Bij het aanleren van zijgangen kun je de zweep gebruiken in combinatie met de zijwaarts drijvende hulpen om het paard te laten begrijpen wat de bedoeling is.
2. extra activiteit vragen
In de dressuur is het soms wenselijk om kleine tikjes te geven in de takt van de beweging om de activiteit te bevorden of om de takt te handhaven.
3. attent maken
Als je paard niet voldoende oplet wanneer je b.v. een sprong nadert kun je even een tikje geven om je paard attent te maken.
4. strafmiddel
Wanneer je paard echt ongehoorzaam is kun je hem een keer een tik geven. Goed gedrag belonen heeft trouwens veel meer effect.

Een goed opgeleid paard laat zich rijden met spaarzaam gebruik van de zweep.
Herhaald slaan met de zweep is mishandeling!


Fouten:
Dscn3858
Bron:
Het boek van de ruiter
Sally Gordon
in het midden
Dscn3858
Bron:
Het boek van de ruiter
Sally Gordon
pols te rond
Dscn3858
Bron:
Het boek van de ruiter
Sally Gordon
pols te recht

Bron:
http://www.paarden-info.nl/

Sporen
Sporen zijn metalen pinnen die je aan je rijlaars kunt bevestigen. Je kunt ze gebruiken om je hulpen te verfijnen, het paard voelt namelijk de lichtste aanrakingen. Daarom is het heel belangrijk dat je een goede zit hebt en het paard dus niet bezeert door de sporen onbedoeld in zijn buik te prikken. Beginners mogen dus nooit met sporen rijden en ook bij jonge paarden mag je geen sporen gebruiken.
Het gebruik van de sporen moet je spaarzaam inzetten. Zij moeten vooral een stimulerende functie hebben. B.v. om de voorwaarts drijvende hulpen te ondersteunen, moet de ruiter lichte, snel op elkaar volgende stootjes met de sporen geven. Zodra de gewenste reactie optreedt, laat men de sporen weer rusten en neemt de vlak aanliggende kuit van de ruiter de waarschuwende functie over. Te sterk duwen met de sporen of te plotseling prikken kan angst of verzet oproepen. Bij veelvuldig gebruik stompt het paard af en reageert er niet meer op.
Bij dressuurwedstrijden zijn sporen verplicht vanaf niveau M. De pinnen zijn 1 tot 3.5 centimeter lang. Vaak staan ze scheef, het is dan de bedoeling dat ze naar binnen en beneden gericht zijn. Met een gespje dat je aan de buitenkant vast kunt maken, zorg je ervoor dat de spoor blijft zitten.


Hulpteugels
Hoofddoel van de hulpteugel is dat je bij meningsverschillen met je paard meer uitzicht hebt op een succesvol resultaat. De meeste hulpteugels dienen ter verduidelijking van je opdrachten en is altijd van tijdelijke aard. Het uiteindelijke doel is toch dat je zonder hulpteugels moet kunnen rijden.

Meer informatie over hulpteugels: Klik hier!


terug naar boven

Stang en trens

Bron:
Klassieke dressuur
Stefan M. Radtke


Bron:
Klassieke dressuur
Stefan M. Radtke


Bron:
Klassieke dressuur
Stefan M. Radtke


Bron:
Klassieke dressuur
Stefan M. Radtke


Met een trens kan je minder verfijnen dan met een stang, zodat je bij de verder gevorderde dressuur de stang erbij hebt.
Als je de hele tijd met stang alleen rijdt, ga je die verfijning missen. De kracht van de stang zit hem in het feit dat je hem af en toe als extra hulpmiddel kunt gebruiken.
De mildste en op lange termijn meest werkzame manier van optomen met stang en trens bestaat uit een een onderlegtrens met een zacht, eenvoudig of dubbel gebroken mondstuk en een stangbit met gemiddelde tongvrijheid.
De scharen zijn gemiddeld van lengte. Het onderste gedeelte (waar de teugels aan bevestigd zijn) vijf tot acht centimeter en het bovenste gedeelte niet langer dan vier centimeter.
De grootte van de snijtanden en de molaren (kiezen) bepalen hoeveel ruimte er tussen boven- en onderkaak is voor de mondstukken van stang en/of trens en bepaalt daarmee de dikte.
De mondstukken moeten op voldoende afstand van elkaar liggen om elk voor zich te kunnen inwerken, echter zonder tegen de voorste kiezen of de haaktanden aan te liggen. Ze mogen ook niet te ver uit elkaar liggen zodat de tong ertussen bekneld kan raken.

Onthoud dat een trens een continu bit is, dwz de druk is constant, terwijl bij een stang het contact repetitief, of herhalend is, dus enkel indien nodig.
De trens is een bit bij voorkeur te gebruiken door de beginnende ruiter.
Een slechte hand kan echter evenveel kwaad aanrichten met een trens als met een zwaar bit.
De stang en trens is er voor de 'goede hand'. Het is een correctie-bit. Het kan vele foutjes bijsturen en oplossen.

Welk verschil is er tussen à la Française en de Duitse wijze?
1. De teugels à la Française: bv de trensteugels in 1 hand, de stangteugels in de andere hand en nog andere combinatievormen. Dit is een redelijk ongewone techniek de dag van vandaag en wordt haast niet meer gebruikt.
2. De teugels op de Duitse wijze is de meest gebruikelijke. Hierbij wordt er hoofzakelijk gereden op de trens en wordt de stang alleen gebruikt als correctie en voor het bijsturen van foutjes. Vaak gebruiken ruiters hier een andere stof bv leder en nylon om de 2 teugels goed van elkaar te kunnen onderscheiden. Je kunt ook voor dit doel een dunnere en dikker teugel gebruiken. Dit om te vermijden dat ze onbewust teveel gaan inwerken op de stang.

Meer weten ............

terug naar boven

Andere hulpen

Energetische hulpen (innerlijk gevoel)
Je persoonlijke energie heeft invloed op de relatie met je paard, zijn gedrag en zijn wijze van presteren.
Het actief controleren en manipuleren van je energie veroorzaakt subtiele veranderingen in je lichaam. Deze veranderingen worden overgebracht in de vorm van fysieke tekens waar het paard naar zal "luisteren". Het is niet zo belangrijk welke boodschap je overbrengt maar hoe je hem overbrengt.
Eén van de meest belangrijke hulpen is waarschijnlijk je ademhaling. Als wij ons b.v. op iets concentreren heeft dat invloed op je ademhaling; je hebt de neiging je adem in te houden waardoor het lichaam verstijft. Je lichaamsgeur brengt ongemerkt ook veel over op je paard. Zoals "angstzweet" en ook het hormoon adrenaline voor het paard waarneembare fysieke veranderingenen veroorzaken. Door bepaalde beelden te visualiseren kun je deze reacties oproepen. Als je b.v. een eng verhaal leest, zie je het voor je (visualiseren) en dan gebeurt er het één en ander met je lichaam.
Zodoende kun je deze energie bewust als hulp gaan gebruiken. Het visualiseren van b.v. de ideale houding van je paard is één van de technieken om de beweging van je paard te beïnvloeden. Het focussen op wat er misschien fout kan gaan heeft een invloed op je paard die je juist niet wilt.
Wie kent niet het verschijnsel dat je paard al in galop aanspringt als jij er alleen maar aan lijkt te denken.
Meer weten:
http://www.hashknifehorses.com/energetic_training_part_1.htm
http://www.hashknifehorses.com/energetic_training_part_2.htm

Mentale hulpen (innerlijk beeld)
De mentaliteit van het paard en de ruiter moeten bij elkaar passen. De ruiter moet begrip hebben voor de mentaliteit van zijn paard en zijn hulpen aanpassen. Een "heet" paard geef je veel subtielere hulpen dan een flegmatiek paard.
Een ruiter is pas in staat om zijn paard goed te bereiden en te trainen als hij de mentaliteit van zijn paard geaccepteerd heeft. Als je vindt dat je een "rotpaard" hebt, zul je als combinatie nooit succesvol zijn. Je begrijpt dan niet wat je paard nodig heeft!
Het is de verantwoording van de ruiter om het paard mentaal gezond te houden. Geef je paard op tijd rust en beweging en zorg voor afwisseling zoveel als jouw paard nodig heeft.

Lichaamstaal
Ongemerkt straalt je lichaam uit wie je bent en hoe je je voelt, vrijwel oncontroleerbaar. In gezelschap zie je een bepaald persoon altijd binnenkomen terwijl je van een ander niet eens weet of hij aanwezig is.
De mens moet de leiding hebben over een paard om samen te kunnen presteren. Sommige mensen hebben die leiding van nature, anderen zullen zich enkele technieken eigen moeten maken om met een paard om te gaan.
Het is de kunst om je lichaamstaal aan te passen aan de lichaamstaal van de paarden onderling. Een leider loopt voorop; een opgerichte houding dwingt respect af; de plaats naast het paard achter de schouder vraagt activiteit van het paard; voor de schouder zal hij terugkomen in snelheid enz.


terug naar boven

Dressuuroefeningen in zakformaat
dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

Hulpen dressuur in zakformaat
dhulpenboekje
Tekeningen in kleur met schematische weergave van de hulpen met korte beschrijvingen.
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer .....

Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............


terug naar boven