Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Een basisparcours rijden




     Zithouding springen:      Zie: springen/zithouding springen
     Kledingvoorschriften vanaf klasse B: Zie: uitrusting/uitrusting KNHS



Inrijden

Ieder paard heeft een verschillende voorbereiding nodig voor een wedstrijd. Om blessures te voorkomen moet je paard absoluut warmrijden voordat je een parcours gaat springen.
• begin met een rustige draf
• zorg dat je paard aan de kuit komt door overgangen en tempowisselingen te rijden
• ga galopperen en maak overgangen
• maak voltes links en rechts
• maak een paar, niet te hoge, sprongen
• let op wanneer je aan de beurt bent en richt je daarop met het inrijden
• maak een wat hogere sprong vlak voordat je de ring ingaat
• zorg dat je op tijd de juiste kleding aanhebt


terug naar boven

Parcours verkennen

Je kunt meestal het parcours verkennen tussen de te rijden klassen.
De speaker geeft aan wanneer het parcours vrijgegeven wordt voor verkenning.
De bel wordt geluid voor het begin en het einde van de verkenning.
Vanaf klasse B verken je het parcours in de voorgeschreven wedstrijdkleding. Het is niet verplicht hierbij de rij-jas te dragen.


• meestal ben je al aan het inrijden als je het parcours kunt verkennen. Laat je begeleider het paard vasthouden.
• loop precies de route die je later wilt springen met de juiste bochten. Kijk om welke hindernissen je heen moet rijden en hoe. Zoek oriënteringspunten voor passende wendingen; waar moet ik de hoefslag verlaten, hoe groot moet de wending zijn enz.
• kijk om je heen om te zien of er voorwerpen zijn die je paard kunnen irriteren, zoals reclameborden of een tafeltje langs de kant
• kijk naar de eventuele gaten in de bodem of gladde plekken
• bekijk door middel van het "aftrappen" of de combinaties en afstanden ruim of krap staan voor jouw paard. Ken de grootte van de galopsprong van je paard. Dit heeft alleen zin als je ook in staat bent om je paard terug te rijden of zijn galopsprongen te verlengen tussen de hindernissen.
• zie welke hindernissen van de uitgang af staan en welke naar de uitgang toe als dat van invloed is op je paard
• bekijk de samenstelling van het parcours, zoals een lastige stijl na een sloot. Of een brede triple en direkt erna een smalle steilsprong. Of een brede oxer na een korte wending.
• zoek de start- en finishlijn
• kijk waar de jury zit om te groeten
• rijd in gedachte een aantal malen het hele parcours tot je de volgorde kent


terug naar boven

Het rijden van een parcours

Je groet de jury op de juiste manier en rijdt een vlot parcours op de juiste wijze. Het hele parcours ziet er rustig en vertrouwd uit, alsof het heel makkelijk is. Je rijdt in hetzelfde ritme, in balans, met de impuls die nodig is en de juiste stijl.
Je zithouding wisselt van verlichte zit, ontlastende zit en springzit op een natuurlijke en vloeiende wijze op het moment dat de bewegingsafloop van het paard daarom vraagt. Je paard landt in de juiste galop en rijdt de wendingen in de juiste galop.
De lijnen van het parcours worden vloeiend gereden, waarbij je de hindernissen zoveel mogelijk recht aanrijdt en niet slingert.
Indien je de lengte van je galopsprongen kunt beheersen, tel je het aantal galopsprongen tussen de hindernissen. De afstanden en het aantal galopsprongen heb je tijdens het verkennen van het parcours in je opgenomen.


terug naar boven

Groeten

Het groeten
De proef begint met het verschijnen in het parcours. Rijd geconcentreerd en zelfverzekerd binnen in een gecontroleerd tempo, in draf of in een rustige handgalop.
Zorg dat je een nette voorwaartse overgang rijdt naar het halhouden, recht voor de jury met het hoofd van het paard in de richting van de jury.
Zoek oogcontact met de jury en groet met een licht knikken van je hoofd en neem je rechterhand gestrekt naar achteren. Neem je zweep daarbij in je linkerhand.


terug naar boven

Het aanrijden van een hindernis

Een foutloze sprong wordt meestal al door het juiste aanrijden bepaald. De wijze waarop je je paard voor de sprong brengt, bepaalt met hoeveel kracht je paard moet afspringen en hoeveel je paard moet stijgen. Als de afstand van de afsprong in het geheel niet past kun je een weigering verwachten.

Je paard moet afzetten met zijn achterbenen en dus moet je zorgen dat je paard voor de sprong goed verzameld is en zijn achterbenen onder de massa heeft. Een paard dat op zijn voorbenen de hindernis nadert of "uit elkaar valt" kan niet voldoende stijgen om over de (vooral hoge) hindernis te springen. Hij springt dan te vlak over de hindernis en maakt snel een voorbeenfout of neemt de hindernis mee.

Je paard naar een passende afstand voor de hindernis rijden is een kwestie van ervaring en oefening, zowel voor jou als voor je paard. Een passende afstand ligt ongeveer net zo ver voor de hindernis, als de hindernis hoog is. Als vuistregel geldt ongeveer 1.50 m. Er zijn echter vele factoren van invloed op de passende afstand.
 Meer weten ............


Ritme
Rijd naar de hindernis in een gelijk blijvend, vloeiend ritme met voldoende impuls. Het heeft geen zin om vlak voor de hindernis plotseling sneller te rijden of je paard terug te nemen. Als je plotseling versnelt voor de hindernis moet je paard zijn benen weer coördineren en kan zich niet op de hindernis concentreren. Het gevolg is een voorbeenfout. Het beste is dat je 3 à 4 galoppassen voor de hindernis je paard niet meer corrigeert maar slechts ondersteunt.

Impuls
Zorg voor voldoende impuls tijdens het hele parcours, zeker tijdens het aanrijden. Voor de sprong moeten je benen aan het paard zijn met een aanhoudende teugel. Dat betekent niet dat je je paard met kracht in elkaar trekt maar dat je de beweging van je paard onder controle hebt. Zodoende kun je een lichte aarzeling van je paard teniet doen met extra kuitdruk of het wegrennen opvangen. Wanneer je met hangende teugels of zonder te drijven op een hindernis afrijdt, let je paard meestal niet op en kan struikelen of langs de hindernis gaan.

Een rechte lijn naar de hindernis
Rijd zo veel mogelijk recht op een hindernis aan en slinger niet. Minstens 3 of 4 galopsprongen voor de hindernis moet je paard rechtgericht zijn zodat hij sprong en afzet goed kan inschatten. Als je schuin springt ziet je paard pas laat de hindernis en kan hij moeilijk zijn afzet bepalen. Vaak loopt je paard dan de hindernis voorbij of weigert. Bij oxers moet je je realiseren dat ze snel te breed worden als je ze scheef aanspringt.

Kijken
Kijk in de wending al naar de volgende sprong. Zodoende geef je al de juiste gewichtshulpen en zie je of je de juiste wending rijdt om goed voor de hindernis te komen. Met veel oefening kun je dan al inschatten of de afstand naar de hindernis past. Als de afstand dreigt niet te kloppen moet je dat met vermeerderde verzameling oplossen en niet met plotselinge tempowisselingen. Met lage sprongen is het beter dat de afstand niet klopt dan dat je ingrijpt tijdens het aanrijden.
Kijk tijdens het aanrijden over de sprong. Als je naar de sprong blijft kijken, kijk je naar beneden waardoor je je paard hindert tijdens de afzet en je kunt zelf niet voldoende meezitten tijdens de sprong.

Kijken van je paard
Tijdens het aanrijden moet je iets toegeven met de teugel wanneer je paard daarom vraagt. Geef hem de mogelijkheid zijn hoofd naar voren en naar beneden te brengen om de sprong te taxeren. Daarbij moet hij wel zijn achterbenen onder het zwaartepunt houden.

Lichaamscontrole
Rijd niet op een hindernis aan met je hele lichaam in beweging, zwaaiende armen of kloppende kuiten. Je brengt je paard uit ritme en balans en maakt hem onzeker. Drijven doe je door de druk te verhogen met rustig aanliggende kuiten.


terug naar boven

Het rijden van de wendingen

Het rijden van goede gecontroleerde wendingen is van groot belang in je parcours. Een paard verliest makkelijk impuls in de wending zodat je meer been moet geven om impuls te houden en de achterbenen onder de massa te houden.
Vooral in een wending vlak voor een hindernis moeten ritme en impuls correct zijn om op een passende afstand voor de hindernis te komen met de achterbenen voldoende onder het zwaartepunt.
Zoek de ruimte op tijdens je parcours zodat je wendingen groter en vloeiender kunnen worden en jij en je paard meer tijd hebben om goed aan te rijden op de volgende hindernis.


De juiste galop
Je paard moet in de linker galop zijn voor een linker wending en in de rechter galop voor een rechter wending.
Begin op tijd met het inzetten van je wending. Al boven de sprong oriënteer je je op de volgende. Dan landt je paard meestal reeds in de goede galop.
Rijd een wending altijd in de goede galop. Een contra- of kruisgalop brengt je paard uit evenwicht en hij is dan moeilijker recht voor de hindernis te brengen. Neem je paard terug in draf en spring opnieuw aan in de juiste galop of spring een galopwissel. Let op: je paard terugnemen en opnieuw aanspringen is altijd beter dan een slecht gesprongen galopwissel!

Ritme en impuls
Het belangrijkste is dat je paard in de wending zijn ritme en impuls niet verliest. Juist in de wending moet je dus goed drijven. Een grotere bocht is uiteraard makkelijker dan een kleinere.

Buitenteugel
Vergeet tijdens de wending je buitenteugel niet want die bepaalt de grote van de wending en houdt je paard in balans. Als je je paard met de binnenteugel om de bocht trekt, komt het gewicht geheel op één voorbeen. Bij een gladde bodem kan dat uitglijden veroorzaken of struikelen.


terug naar boven

De afzet

De juiste afstand voor de afzet is voor de helft bepalend voor een goed gelukte sprong. Je moet als springruiter het goede oog voor de afstand ontwikkelen. Dat is meer een kwestie van heel veel oefenen dan van talent.

Voor een krachtige afzet voor de hindernis moet je paard op de achterbenen zijn. Dat betekent dat je je paard vooral niet moet versnellen voor de hindernis omdat hij dan makkelijk "uit elkaar valt" en teveel op zijn voorbenen gaat lopen.
Op een lange lijn voor de hindernis valt je paard makkelijk uit elkaar. Geef op zo'n moment een aantal passen voor de hindernis een ophouding om je paard weer op de achterbenen te krijgen. Ongeveer drie galoppassen voor een hindernis mag je niet meer ingrijpen omdat je je paard dan juist uit balans brengt.

De juiste afstand voor de afzet is zo ver als de hindernis hoog is. Een gemiddelde is ongeveer 1.50 m. voor de hindernis. Springt het paard te vroeg af dan moet het zich onnodig inspannen en hij raakt vrij gemakkelijk met de achterhand de hindernis. Bij oxers haalt het paard de breedte dan vaak niet en neemt de achterste balk mee met de achterhand.
Komt je paard te dicht voor de hindernis, landt hij in de hindernis of neemt een gedeelte van de hindernis mee met de voorhand.
Het is moeilijk om als ruiter in de sprong goed mee te zitten als de afstand niet passend is.

Heb je een tijd lang niet meer gesprongen, moet je je inzicht voor de juiste afzet opnieuw trainen.


terug naar boven

De sprong

Tijdends de sprong heeft je paard zijn nek nodig voor de balans. Je paard kan de sprong dan goed afwikkelen (basculeren) wat hem minder energie kost.
Zorg dat je de juiste springhouding op het juiste moment aanneemt.


De zit
Een verkeerde zithouding kan je paard uit balans brengen waardoor springfouten ontstaan.
Als je te vroeg meekomt heeft je paard snel een voorbeenfout. Wanneer je te snel terugkomt in het zadel maakt je paard gemakkelijk een achterbeenfout.
 Meer weten over de zithouding ................

Kijken
Kijk naar de volgende hindernis, maar overdrijf niet. Kijk vooral tijdens de landing niet achterom of je misschien de balk geraakt hebt, je brengt je paard uit balans.

De teugels
Tijdends de sprong heeft je paard zijn nek nodig voor de balans. Dat betekent dat hem daartoe de ruimte moet geven door voldoende toe te geven met de teugel. Let vooral op dat je je handen niet naar je heupen brengt bij de afzet.
Gooi de teugels niet los want daar wordt je paard onzeker van.
Trek je paard niet om aan de teugel om een bocht na de hindernis in te leiden, dat doe je met je benen.


terug naar boven

De hindernissen

In de training worden de hindernissen vaak niet onderbouwd waardoor je paard op het parcours terughoudend wordt, weigert of uit angst gaat jagen. Train daarom ook thuis door allerlei dingen onder de hindernis te plaatsen of een deken over de onderste balk te hangen.

Sommige kleuren kunnen paarden heftiger op reageren dan anderen. Uit ervaring ga je leren wanneer je je paard vermeerderd moet motiveren voor welke kleuren. De volgende hindernissen vragen extra concentratie en motivatie:
• geheel witte bomen vooral met een opvallende hindernis erachter
• bomen uit ��n kleur
• natuurlijk gekleurde bomen
• hindernissen met een sloot eronder
• een muur met een "gat" eronder
• wanneer een deel van de hindernis sterk als blikvanger werkt

Verder is het voor een paard lastig om de hoogte in te schatten als:
• er geen grondbalk onder de hindernis ligt
• wanneer de hindernis veel ruimte heeft tussen de bomen
• als je bovenlijn niet recht is
• smallere hindernissen lijken hoger


De aanleuningen van de hindernissen zijn meestal geen probleem. Het helpt de paarden zelfs om niet zo snel langs een hindernis te gaan.


terug naar boven

Beoordeling op stijl (klasse B)

Wijze van rijden (x5)

Bij de wijze van rijden zijn de volgende onderwerpen van belang:

Grondtempo:
Het ritme van de galop met gecontroleerde drang naar voren.
Het paard gaat vloeiend en in balans.

Correct aanrijden:
Gereden lijn naar en van de sprong, o.a. het recht aanrijden van de hindernis. Daarbij tevens de gereden lijn van de wendingen.
Het paard in de afzet, op de sprong en in de landing op het midden van de hindernis.
In de juiste galop door de wending.

Algehele uitstraling:
De ontspannen, attente en ongedwongen houding en bewegingen van het paard. (Happy Athlete)

Houding en zit (x4)

Gevraagd wordt een onafhankelijke zit met een stil onderbeen waarbij de hak het laagste punt is. De ruiter moet soepel en in balans zitten, mee zijn in de beweging en het paard in staat stellen om op een juiste wijze te springen. Hulpen moeten subtiel maar wel effectief zijn.

Algemene verzorging (x1)
De totale verzorging van deelnemer, paard/pony en harnachement.
Verplichte rijkleding:  Zie hier!


Je krijgt cijfers (hele of halve punten) voor deze onderdelen waarbij de aangegeven vermenigvuldigingsfactor wordt gebruikt. Het maximum aantal punten is 100.
Als je een BB-parcours rijdt, kun je geen winstpunten halen.
Bij de klasse B moet je een bepaald aantal punten halen om een winstpunt te krijgen:

2 winspunten foutloos parcours en
75 stijlpunten
1 winspunt foutloos parcours en
60 tot 75 stijlpunten
1 winspunt 1 tot 4 strafpunten en
75 stijlpunten

 Klik hier protocol rijstijlwedstrijden!


Parcours verkennen
Er worden geen cijfers gegeven voor de wijze waarop je het parcours loopt maar het kan onbewust een rol gaan spelen in de beoordeling van de jury.
Loop het parcours in correcte schone rijkleding met schone laarzen. Een rijjas is niet verplicht maar staat wel zo verzorgd.
Lever geen kritiek op het parcours en wees niet te luidruchtig.


Het groeten
De proef begint met het verschijnen in het parcours. Rijd geconcentreerd en zelfverzekerd binnen in een gecontroleerd tempo, in draf of in een rustige handgalop. Rijd dus niet achteloos richting de jury terwijl je nog even een woordje wisselt met het publiek.
Zorg dat je een nette voorwaartse overgang rijdt naar het halthouden, recht voor de jury met het hoofd van het paard in de richting van de jury.
Zoek oogcontact met de jury en groet met een licht knikken van je hoofd en neem je rechterhand gestrekt naar achteren. Neem je zweep daarbij in je linkerhand.
Weliswaar wordt het groeten op zich niet beoordeeld, maar het laat wel een eerste indruk achter bij de jury!


Het parcours
• na het groeten rijd je je paard via stap en draf naar een rustige voorwaartse handgalop. Rijd de eerste bocht en/of het aanrijden van de eerste hindernis al in het juiste tempo en ritme en vervolg op deze wijze je parcours tot aan de finish.
• rijd nette wendingen met behoud van ritme en tempo
• slinger niet in de aanloop naar een hindernis of op een rechte lijn tussen de hindernissen
• land in de goede galop na de sprong
• herstel een eventueel verkeerde galop. Bedenk dat het netjes terugnemen naar draf en weer aanspringen beter is dan een slecht uitgevoerde galopwissel. Soms kun je beter in de verkeerde galop doorrijden wanneer het de harmonie van de rit ten goede komt.


De zithouding
Je moet makkelijk je zit kunnen aanpassen aan de wisselende bewegingsafloop van je paard naar de normale zit, verlichte zit, de ontlastende zit en de springhouding. De overgangen tussen de verschillende zithoudingen zijn vloeiend. Je paard is bij alle zitvormen goed aan de hulpen gesteld.

De houding boven de sprong moet in perfecte balans zijn. Het zwaartepunt van de ruiter, (je navel) moet boven het zwaartepunt (iets acher de schoft) van je paard zijn boven de sprong. Je handen zijn goed mee met de sprong en je benen blijven op de juiste positie stil aan het paardenlichaam.
Houd je verschillende lichaamsdelen goed onder controle. Houd je ellebogen aan je lichaam. Het paard moet zelf afzetten zonder dat de ruiter met zijn armen "wappert" of zijn handen naar zijn heupen beweegt. De tenen zijn licht naar buiten gericht, de kuit ligt rustig aan het paard en klemt niet. Ga niet met de sporen prikken of een trap met je hakken geven voor de afzet.

Kijk naar voren boven de sprong of naar de volgende hindernis. Kijk niet achterom of een balk misschien valt, daarmee verlies je niet alleen punten maar verstoor je ook de balans van je paard.

Zit goed mee in de sprong en zorg dat je niet voor je paard uit springt of achter de beweging aan komt.

 Meer weten ...........


De sprong
Rijd de hindernis aan in een rustige handgalop in een rechte lijn. De ideale lijn gaat over het midden van de hindernis. Tempo, lijn en stijl zijn allen even belangrijke onderdelen voor het rijden van een goed parcours. Door iedere sprong keurig over het midden aan te rijden en te springen laat je zien dat je de drie onderdelen goed beheerst.
Zet je paard op de juiste  afstand
voor de hindernis zodat hij niet te vroeg of te laat afspringt.

 Lees meer over de techniek van de sprong!


Verzorging van het geheel
Het paard
• schoon harnachement dat nergens kapot is en goed past
• een wiite sjabrak is niet noodzakelijk
• de manen zien er netjes verzorgd uit en hoeven niet gevlochten te zijn
• het paard is netjes gepoetst en de hoeven zijn verzorgd

De ruiter
Rijd in het voorgeschreven tenue of het verenigingstenue en zorg dat alles schoon is en goed past.
Als je in zomertenue aan de start te verschijnt, zorg er dan wel voor dat alle knoopjes goed gesloten zijn en de witte of licht gekleurde blouse netjes in de broek zit.


Tenslotte
Ook al zijn de cijfers teleurstellend en soms geheel anders dan andere resultaten bedenk dan het volgende: Niet alle juryleden hebben evenveel ervaring en de inzichten over hoe een goede stijl beoordeeld moet worden zijn nogal verschillend.


terug naar boven

Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

Dressuuroefeningen in zakformaat
dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............


terug naar boven