Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Zithouding springen



      springoefeningen in zakformaat



Algemene informatie

De perfekte zit bestaat niet. iedere combinatie van ruiter en paard is uniek, je moet slechts streven naar de zit waarmee je voor jezelf en je paard de beste resultaten behaalt.

Een goede zithouding met springen kent de volgende punten:
Zekerheid
• altijd boven het zwaartepunt van je paard kunnen zitten
• uitgebalanceerd zitten onafhankelijk van het gebruik van je handen of benen
• rustig aanliggende benen
• zo veel elasticiteit dat je onverwachte bewegingen van het paard altijd kunt uitzitten

Effectief
• het effectief samengaan van alle hulpen in wisselwerking met je paard
• het gelijkmatig inzetten van je hulpen zodat er een constant resultaat ontstaat

Aanpassingsvermogen
• het beheersen van alle vormen van zitten: de dressuurzit, de ontlastende zit, de verlichte zit en de houding tijdens de sprong
• het moeiteloos en zonder nadenken kunnen wisselen tussen de de verschillende zitvarianten en weten wanneer welke te gebruiken

Men onderscheidt:
1. Dressuurzit
2. Verlichte zit
    • licht rijden

    • remontezit
    • ontlastende zit
    • verlichte zit
    • springzit


Lengte beugelriemen
De beugelriemen worden ongeveer 2 tot 5 gaatjes korter gemaakt. Des te hoger je springt, des te korter de beugels.
Te lange beugels zorgen voor te weinig druk op de beugels waardoor je snel je balans verliest.
Bij te korte beugels hebben je benen te weinig raakvlak met het paardenlichaam waardoor je te weinig kunt inwerken op je paard tussen de hindernissen.


Doel verlichte zit:
Met de verlichte zit wordt de paardenrug ontlast vooral bij het springen van een hindernis, bij het buiten rijden, en voor jonge paarden.


terug naar boven


Aanrijden van de sprong

• zorg voor ritme en impuls voor de sprong
• het bovenlichaam is rechtop of engszins in de bewegingsrichting mee (in ieder geval niet achterover), het zitvlak blijft echter aan het zadel. Je moet je paard in een ritmische galop houden en je moet in staat zijn om in de aanloop naar de sprong de beweging van het paard te beïnvloeden zoals de lengte van de galopsprong en het tempo.
• als je draaft in aanloop naar de sprong moet je drie tot vier paardenlengtes voor de sprong gaan doorzitten.
• je houdt het paard gesloten tussen de teugel en de kuiten om de juiste lijn naar de hindernis te kunnen bepalen. Evenveel druk op beide teugels.
• houd je handen dicht bij elkaar
• je rijdt je paard met kuiten naar de opvangende teugel om je paard op de achterbenen te brengen voor een goede afzet. Rijd je paard echter niet te rond in in het parcours. Dan kan het niet zien waar het loopt en weet het ook niet wanneer het moet springen. Vooral de laatse passen voor de hindernis moet je je paard de gelegenheid geven om zijn neus naar voren te brengen om de hindernis te kunnen inschatten.
• je zit in balans boven het zwaartepunt van je paard
• vier passen voor de sprong moet je tempo, houding en ritme voor elkaar hebben en laat je de sprong naar je toe komen

Het doorzitten in draf voor de sprong geeft je meer controle over je paard, vooral als hij de neiging heeft om uit te breken, scheef te springen of te gaan slingeren.
Wanneer je te vroeg naar voren leunt, kun je je paard net een beetje zekerheid wegnemen en geef je hem de gelegenheid om te gaan nadenken en een verkeerde beslissing te nemen, b.v. een verkeerd moment van de afzet.

Meer weten over her rijden van een parcours: Parcours rijden


terug naar boven


Zithouding tijdens de sprong


De juiste houding tijdens de sprong bij een hoge en een lage hindernis.
Bij een lage hindernis hoeft de ruiter minder voorover te gaan en hoeft hij zijn heupen en knieën niet zo ver in te knikken.


• je komt pas mee in de sprong als je paard de sprong inzet en je meeneemt in de beweging
• het zitvlak komt, vooral bij hoge sprongen, iets verder uit het zadel, en het bovenlichaam komt overeenkomstig de sprong verder naar voren. In de zweeffase boven de hindernis is je zitvlak slechts enkele centimeters uit het zadel zoals in de verlicht zit.
• de naar beneden gedrukte dijen, de knie, kuit en voet blijven precies hetzelfde als bij de verlichte zit
• het onderbeen exact onder het zwaartepunt van je lichaam. Bij een hogere sprong komt je onderbeen iets achter de singel.
• je voet is iets verder in de beugel zodat het breedste gedeelte van de voetzool contact heeft met de beugel
• de heupen moet elastisch zijn en in de sprong snel kunnen inknikken
• je blijft in het midden van het zadel boven het zwaartepunt van je paard
• je handen moeten in de richting van de paardenmond nageven om het paard de gelegenheid te geven zijn hals te strekken. Ellenbogen, hand en paardenmond moeten in één lijn blijven. Eventueel leg je de handen op de manenkam. Belangrijk is dat de hand tijdens de sprong rustig blijft en indien mogelijk een lichte aanleuning behoudt. Soms moet je de teugel boven de sprong aannemen wanneer de ruimte tussen twee sprongen erg kort is of wanneer er kort na de sprong een korte bocht gereden moet worden.
• in de afsprong en in de zweeffase boven de hindernis moet je bovenlichaam parallel aan de schouders en de hals van het paard zijn
• de rug blijft recht
• je hoofd moet rechtop en over de hindernis heen kijken.
• tijdens de landingsfase wordt het bovenlichaam weer iets teruggenomen om de voorhand van je paard bij de landing niet te sterk te belasten en je de sprong goed te kunnen uitzitten om direkt na de landing weer te kunnen inwerken op je paard. Je gaat daarbij een klein ogenblik weer zitten.

Bij de afsrpong gaat het zwaartepunt van je lichaam automatisch naar voren en bij de landing naar achteren, afhankelijk van de bewegingsafloop van je paard. Daarbij verwijdert je zitvlak zich meer of minder van het zadel, afhankelijk van de hoogte van de sprong. Je lichaam blijft echter constant dicht bij je paard. Tijdens de hele sprong zou je in balans op de grond moeten kunnen staan wanneer je je paard wegdenkt.
Belangrijk is dat je de juiste balans al voor de sprong in orde is, want boven de sprong kun je niets corrigeren.


Tijdens de hele sprong zou je in balans op de grond moeten kunnen staan wanneer je je paard wegdenkt.


     

terug naar boven

Springhouding leren

Bij je eerste sprong zul je ongetwijfeld je evenwicht verliezen. Hang daarom een touw om de hals van het paard om je vast te houden of steun op de manen van je paard. Rijd recht aan, spring altijd over het midden van de hindernis en rijd rechtdoor na de hindernis. Blijf kritisch over je eigen springhouding.
Spring veel lage in-uitjes in verlichte zit (sprongen op ongeveer 2.90 - 3.00 m. afstand)
Leg een knoop in je teugels en doe gymnastiekoefening met je armen over de in-uitjes. Armen opzij, op je rug, in je nek of maak eens een knoopje los of vast tijdens de sprongen.


Fase 1:
• leg een paar balkjes op drafafstand (1.20 - 150) en daarachter een cavaletto of een laag kruisje op een afstand van 2.00 - 2.75
• rijd in draf over de balkjes in verlichte zit en houd het touw om de hals vast of leg je handen op de manenkam
• kijk goed voor je en niet omlaag naar de hindernis
• doe deze oefening niet te vaak om jezelf niet aan te wennen voorover te gaan zitten voor de sprong


Fase 2:
• zet een klein kruisje neer met aanleuning (zie video), leg een drafbalkje voor de hindernis (2.00 - 2.75)
• spring in draf, de laatste passen voor de hindernis doorzitten.
• let op dat je voor de hindernis recht aanrijdt en niet slingert en dat je na de sprong mooi rechtdoor rijdt

Fase 3:
• leg je balkje voor de hindernis in galopafstand (2.60 - 3.00 m)
• neem de hindernis in galop


Fase 4:
• spring veel in-uitjes van kruisjes om je zittechniek verder te verbeteren
• rijd aan in draf, de laatste passen doorzitten, en leg een drafbalkje (1.20 - 1.50 m) voor het lijntje om te voorkomen dat je paard te vroeg of te laat afspringt

Fase 5:
• rijd aan in galop en leg een galopbalkjebalkje (2.60 - 3.00 m) voor het lijntje om te voorkomen dat je paard te vroeg of te laat afspringt


Draaf over verschillende hindernissen (zie springoefeningen) en ga daarna over de hindernissen galopperen.
Zorg voor veel afwisseling met verschillende sprongen om te voorkomen dat je paard al weet welke hindernis je gaat nemen en daardoor de bochten gaat afsnijden terwijl jij rechtdoor wilt rijden. Je raakt dan snel uit evenwicht.


terug naar boven

Fouten tijdens de sprong

• De ruiter zit voor de beweging van het paard.
Doordat je te vroeg uit het zadel komt, verlies je voor de hindernis de inwerking op je paard, die je juist bij hogere breedtesprongen nodig hebt.


Oorzaken:
1. de ruiter mist de techniek en gaat staan
2. het paard zet later af dan de ruiter verwacht
3. het paard heeft nog niet voldoende techniek en maakt een klein tussenpasje
4. in draf, licht rijden voor de hindernis. De laatste paar passen moet je gaan doorzitten.
correctie: Leer te wachten met meegaan in de beweging totdat het paard de beweging maakt en jou meeneemt in de goede houding. Je zou eigenlijk moeten springen met je ogen dicht om de beweging goed te voelen.
Spring veel lage in-uitjes in verlichte zit (sprongen op ongeveer 2.90 - 3.00 m. afstand)
Leg een knoop in je teugels en doe gymnastiekoefening met je armen over de in-uitjes. Armen opzij, op je rug, in je nek of maak eens een knoopje los of vast tijdens de sprongen.
Spring lage hindernissen met een galopbalkje (2.60-3.00 m./D/E pony - paard) voor de hindernis zodat je leert voelen wanneer je paard afzet en je paard leert om op de juiste afstand te springen.


• De ruiter zit achter de beweging van het paard.
Daardoor kom je te laat in het zadel terug en krijgt het paard een klap in de rug, waardoor het paard zijn rug vasthoudt en een achterhand fout kan maken.


Oorzaken:
1. de ruiter zit niet soepel genoeg mee in de beweging of mist de techniek
2. het paard zet eerder af dan de ruiter verwacht
3. de ruiter heeft het paard niet op de juiste afstand voor de hindernis geplaatst
4. in draf, licht rijden voor de hindernis. De laatste paar passen moet je gaan doorzitten.
correctie: Hang een touw om de nek van het paard waar je je aan vast kunt houden zodat je in ieder geval niet aan de teugels trekt en meer zekerheid krijgt. Je kunt jezelf ook aan de manen vastpakken.
Spring veel lage in-uitjes in verlichte zit (sprongen op ongeveer 2.90 - 3.00 m. afstand) of leg balkjes of cavaltti achter elkaar met die afstand. Leg een knoop in je teugels en doe gymnastiekoefening met je armen over de in-uitjes. Armen opzij, op je rug, in je nek of maak eens een knoopje los of vast tijdens de sprongen.
Spring lage hindernissen met een galopbalkje (2.60-3.00 m./D/E pony - paard) voor de hindernis zodat je leert voelen wanneer je paard afzet en je paard leert om op de juiste afstand uit te komen.


• De ruiter brengt zijn handen vlak voor de sprong naar zijn heupen.
Door het terugtrekken van de handen trekt de ruiter het paard in de mond en beperkt hem in het uitstrekken van de hals. Je beperkt je paard in het maken van een goede sprong en na de sprong kan hij gaan wegrennen.
correctie:
Spring veel lage in-uitjes in verlichte zit en leg de handen op de manenkam. (sprongen op ongeveer 2.90 - 3.00 m. afstand)


• De ruiter kijkt langs zijn paard naar de hindernis.
De ruiter zit daardoor scheef op zijn paard boven de hindernis en veroorzaakt problemen voor een landing in de correcte galop of voor het rijden van een correcte lijn na de hindernis. Het paard landt vermeerderd op de voorhand.


• De ruiter brengt zijn handen vlak voor de sprong omhoog en wil als het ware het paard over de sprong tillen.
Door het omhoog brengen van de handen trekt de ruiter het hoofd en de hals van het paard omhoog en onderbreekt daardoor de bascule van het paard.


• De ruiter komt te ver naar voren tijdens de sprong waardoor de knie en het onderbeen naar achteren schuiven.
Deze fout stoort het paard niet zo zeer als je tijdens de landing weer in de goed positie zit zodat het paard niet teveel gewicht op zijn voorbenen moet opvangen. Komt de ruiter te ver naar voren in de eerste fase van de sprong dan treedt er makkelijk een voorbeenfout op.


• De ruiter hangt aan de teugel omdat hij verstijft.
Het paard kan zich daardoor niet strekken en kan zijn evenwicht niet zoeken.


• De ruiter geeft teveel na met de hand zodat er geen verbinding meer is met de paardenmond.
Het paard kan daar onzeker van worden.


terug naar boven

Verlichte zit

Bron:
http://pl.wikipedia.org

Dressuurzit is de basis

Voor de verlichte zit verandert alleen de positie van het bovenlichaam.

Lees meer over: dressuurzit

Bron:
Die Deutsche Reitlehre

Bron:
http://www.hippothek.de

Remontezit
Een zithouding die er speciaal is voor jonge paarden.
De kenmerken zijn als bij de ontlastende zit en verlichte zit maar de ruiter geeft meer toe met de teugels zodat het paard in een voorwaarts-neerwaartse beweging kan lopen.
De schouders zijn daardoor iets meer gebogen en het been ligt soms iets meer naar voren.


Bron:
http://www.xarto.com



Ontlastende zit
• je brengt je bovenlichaam iets naar voren
• je zitvlak komt iets uit het zadel maar blijft een licht contact houden met het zadel (met het voorste gedeelte van de zitbeenknobbels)
• het zwaartepunt van de ruiter blijft in overeenstemming met het zwaartepunt van het paard
• je rug blijft recht en je kijkt naar voren
• de schouderbladen worden iets teruggenomen maar mogen niet opgetrokken worden
• de heupen gaan ontspannen met de beweging van het paard mee
• je been neemt het grootste deel van je gewicht en met elastische heupen wordt het via de aanliggende knie en de verende enkel overgebracht op de bal van je voet met een naar beneden gedrukte hak
• vanuit deze zit kun je vloeiend overgaan in de dressuurzit of de verlichte zit
• de beugelriemen worden één of twee gaatjes korter gemaakt dan bij de dressuurzit


Bron:
http://www.xarto.com


Bron:
http://equineink.com

Verlichte zit
• je vindt je balans volledig op de beugels
• je bovenlichaam komt naar voren en naar beneden door je heupen meer te buigen en je zitvlak naar achter te brengen
• je zitvlak blijft min of meer aan het zadel maar beslist niet in het zadel
• de knie blijft losjes aan het zadel liggen
• het onderbeen exact onder het zwaartepunt van je lichaam.
• je voet is iets verder in de beugel zodat het breedste gedeelte van de voetzool contact heeft met de beugel
• het gewicht blijf je opvangen met een verende enkel met de hak naar beneden uitgedrukt
• de beugelriemen worden één of twee gaatjes korter gemaakt dan bij de dressuurzit

In de verlichte zit breng je je zitvlak zo dicht bij het zadel, alsof je je zitvlak boven een kachel wilt verwarmen, maar je mag er beslist niet op gaan zitten omdat het zo heet is. (martin Plewa)


     

terug naar boven


Verlichte zit leren

Doe onderstaande oefeningen in stap, draf en als laatste in galop.
Als je in verlichte zit in-uitjes (sprongen op ongeveer 2.90 - 3.00 m. afstand) rijdt, leg dan eens een knoop in je teugels en doe gymnastiekoefening met je armen. Armen opzij, op je rug, in je nek of maak eens een knoopje los of vast tijdens het rijden in verlichte zit.

Fase 1
• rijd afwisselend in de rijbaan korte stukjes in de verlichte zit en de basishouding. Doe de verlichte zit op een rechte lijn.
• geef behoedzaam na met je teugels en leg je handen met een lichte druk op de manenkam, ongeveer ⅓ vanaf de schoft
• let erop dat je been op de plaats blijft met ontspannen gewrichten.
• verhef je zitvlak een beetje en vang je gewicht op met ontspannen afhangende benen in je enkelgewricht. Probeer niet licht te rijden, ga niet staan maar laat je zitvlak "zweven" boven het zadel.
• je hoofd blijft omhoog en de blik is naar voren
• let erop dat je rug recht blijft. Het krom worden van de rug wordt meestal veroorzaakt doordat je naar beneden kijkt.
• voel vooral hoe je gewrichten mee veren met de beweging van het paard terwijl je zeer bewust je recht blijvende rug probeert te ontspannen
• bij het terugkomen naar de basishouding doe je de handeling in omgekeerde volgorde. Vind het ritme en je evenwicht weer terug. Let er vooral op dat je benen niet van positie veranderen
• wanneer je je een beetje zekerder voelt, haal je de handen weg van de manenkam
• zorg dat je paard ook in verlichte zit gehoorzaam is aan je hulpen. Doe dus gehoorzaamheids oefeningen (b.v. overgangen) in de verlichte zit en neem de tijd om het je paard te leren.
• oefenen, oefenen, oefenen. Vergeet niet dat je spieren zich moeten ontwikkelen om deze houding vol te houden.

Fase 2
• leg twee balkjes op de A-C lijn als Oefening 1
• rijd afwisselend over één van de balkjes in de verlichte zit
• rijd in de basishouding in de bochten
• wanneer dit goed gaat, ga je de oefeningen herhalen over meerdere balkjes met een afstand van 1.20-1.50 m. voor de draf en 2.10 - 2.75 voor de galop(D/E pony - paard)
• let erop dat je benen ontspannen blijven en gan niet klemmen om je evenwicht te bewaren



beenpositie

terug naar boven

Fouten bij de verlichte zit

Bron:
Het boek van de ruiter
Sally Gordon

• In de beugels gaan staan, de knie wordt te recht en het gewicht komt op de ballen van de voet waarbij de hakken niet uitgedrukt worden.
Je valt snel voorover en je kan je handen niet naar voren brengen.
correctie: Leg je handen op de manenkam en kom niet te ver uit het zadel. Zorg dat je je hakken niet naar achteren brengt, maar dat de beugelriemen loodrecht hangen. Houd je niet in evenwicht door met je knieën te gaan klemmen, maar houd je knieën losjes aan het zadel .
Oefen eventueel in stilstand.


Bron:
Het boek van de ruiter
Sally Gordon

• In elkaar gezakt zitten met de blik naar beneden
Je kunt zodoende het paard niet meer goed onder je voelen bewegen en ja kan het paard niet meer goed in de hand houden.
correctie: Kijk vooral voor je en kijk in richting je naar toe wilt. Zorg dat de rug recht blijft. Een goede oefening is om je handen op je rug te leggen. Leg hiervoor een knoop in je teugels zodat je deze weer snel op kunt pakken als het nodig is. Oefen dit met een rustig paard.


Bron:
Springreiten mit systeem
Linda Allen

• Het hoofd naar beneden gericht op de balkjes of sprong.
Je valt vooral tijdens een sprong snel voorover bij de landing.
correctie: Neem een punt recht vooruit in de bak of manege waar je naar kijkt tijdens de oefening of je richt je blik op de richting waar ja naartoe wilt. Kijk tijdens een parcours naar de volgende hindernis.


Bron:
Springreiten mit systeem
Linda Allen

• De ruiter komt voor de beweging.
Dit gebeurt vooral als je paard een kortere stap maakt dan je verwacht of hij gaat langzamer dan je verwacht.
correctie: Bepaal zelf het tempo en de paslengte en wacht niet af wat je paard doet.


Bron:
Springreiten mit systeem
Linda Allen

• De ruiter komt achter de beweging. Dit gebeurt vooral als je paard een grotere pas maakt dan je verwacht of hij gaat te sneller dan je verwacht.
correctie: Bepaal zelf het tempo en de paslengte en wacht niet af wat je paard doet. Dit bereik je door afwisselende lijnen te rijden (b.v. voltes tussen de hindernissen) of de hindernissen op een verschillende volgorde rijden zodat je paard niet weet wat je gaat doen.


terug naar boven

Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

Dressuuroefeningen in zakformaat
dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............


terug naar boven

Bronnen

Over springen, Yves Benoist-Gironière
Springreiten mit system, Linda Allen
Das Springpferd, Fritz Thiedemann
Cavaletti, Ingrid & Reiner Klimke
Po-sition zum abheben - ReiterRevue 2/2/2012
http://www.rosmagazine.nl/specials/special_buitenrijden/de_juiste_zit.html http://www.reittv.de
http://www.pferd-aktuell.de/8133_1 http://www.ehow.com/
http://www.horsenation.com http://www.successful-horse-training-and-care.com/horse-jumping-release.html
http://www.murdochmethod.com/are-you-ready-for-an-automatic-release/


terug naar boven