Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen

Aan de teugel (aanleuning)






Inleiding

Wat is aan de teugel rijden?
Het uiteindelijk beeld van een aan de teugel gereden paard is een mooi afgebogen paard met de neus net iets voor de loodlijn, die met een verende losgelaten rug zijn achterbenen met de juiste activiteit en takt onder zijn massa brengt. Het paard verplaatst zijn gewicht op de achterbenen. De achterhand komt lager dan de voorhand en het lijkt of het paard "bergopwaarts" rijdt.

Het aan de teugel gaan van een paard wordt ook wel de juiste aanleuning genoemd.
Er is dan sprake van een zeer gevoelige samenwerking van de ruiterhulpen waardoor het contact ontstaat met de paardenmond. De verbinding ontstaat doordat je met drijvende hulpen tegen een licht weerstand biedende teugel rijdt en niet door te trekken.
De mate waarmee een paard aan de teugel gaat is een resultaat van de africhting en is dus afhankelijk van de vordering van de training. Net als een hordenloper die pas de juiste houding en techniek beheerst na langdurige training. Het is niet een "trucje" dat je even kan leren.

contact: wordt gezocht door de ruiter
aanleuning: het paard antwoordt en er ontstaat een zachte en constante verbinding tussen de hand van de ruiter en de mond van het paard
aan de teugel: het paard loopt op de rechte lijn recht en in de wendingen gebogen naar het beloop van de wending en is hierbij, kalm, gehoorzaam, harmonisch en ongedwongen en heeft een beheerste drang naar voren.




De houding van een paard dat aan de teugel gaat, is een resultaat van de africhting en is dus afhankelijk van de vordering van de training.
De trainingsfase waarin het paard zich bevindt bepaalt de mate waarop:
• de achterhand zakt,
• de voorzijde zich opricht,
• de achterbenen gebogen worden en onder de massa treden
• en de neus de loodlijn benadert
De neus mag nooit achter de loodlijn gereden worden.

Beide plaatjes laten een paard zien dat correct aan de teugel gaat. Het ene paard staat aan de beginfase van de training, het andere paard heeft een gevorderde fase van de training bereikt. Niet iedere combinatie is fysiek in staat om deze fase te bereiken.




Doel

• gehoorzaamheid, souplesse en concentratie met uiteindelijk een volkomen harmonie van ruiter en paard
• een belangrijk middel om het paard ontspannen te laten lopen met het juiste ruggegbruik en een lichte aanleuning
• verbetering van balans en souplesse
• goed voor de juiste spierontwikkeling van je paard
• een goed gaand, ontspannen paard is ontvankelijker voor de hulpen

Een goede aanleuning in volkomen harmonie en begrip van paard en ruiter komt tot stand door in de eerstse plaats met je benen en je zit het paard naar een licht ondersteunende hand te rijden.
Je zoekt contact met het paard d.m.v. been- zit- en teugelhulpen en het paard antwoordt met aanleuning. Een goede aanleuning heeft het paard nodig om zijn natuurlijk evenwicht onder de ruiter terug te vinden en geeft het paard zekerheid. Het resultaat moet altijd een deinende aanleuning zijn waarbij de nek het hoogste punt is en de oren op gelijke hoogte zijn, ook in de zijgangen. Het paard laat de impuls van de achterhand over zijn rug, hals en nek doorvloeien tot in de gesloten, maar 'levende' mond. Gedurende de training moeten de drijvende en aanhoudende hulpen optimaal doorkomen waardoor de aanleuning steeds fijner en lichter wordt.


Kenmerken goede aanleuning:
• tevreden uitdrukking
• gesloten, ontspannen mond
• losgelaten, verende rug
• gedragen staart
• evenredig zweten over het lichaam
• ademhaling aangepast aan bewegingsritme
• niet knarsen en/of scharen


aanleuning op
grand prix niveau



Goede en foute aanleuning

correct aan de teugel

niet correct aan de teugel
• de achterhand is lager dan de schoft
• paard is bergopwaarts
• de achterbenen zijn onder de massa,
zijn dragend
• de mond is ontspannen
• de neus is voor de loodlijn
• de buikspieren zijn aaangespannen
• de rug is bol,
vooral net voor het zadel
• de staart zwaait ontspannen mee met de beweging
• paard is op de voorhand
• niet bergopwaarts
• de achterbenen zijn niet onder de massa,
zijn stuwend en niet dragend
• de mond is licht geopend
• de neus is achter de loodlijn
• de buikspieren zijn niet aangespannen
• de rug is hol
• de staart wordt gespannen gedragen



Het zwarte silhouet is correct.
De rode lijn is een draadfiguur van een paard dat fout aan de teugel gaat.

Het rode draadfiguur
• paard is op de voorhand, niet bergopwaarts; de achterhand is hoger dan de voorhand
• de achterbenen zijn niet onder de massa, zijn stuwend en niet dragend
• de mond is niet ontspannen
• de neus is achter de loodlijn
• de buikspieren zijn niet aangetrokken
• de rug is hol
• de staart wordt gespannen gedragen



Dragen (links)
• de voorwaartse beweging ten opzichte van het standbeen is groter dan de achterwaartse

Stuwen (rechts)
• de voorwaartse beweging ten opzichte van het standbeen is kleiner dan de achterwaartse



schoudervrijheid
• op het linkerplaatje heeft het paard meer schoudervrijheid doordat de achterbenen dragen
• op het rechterplaatje heeft het paard zijn gewicht op de voorhand en daardoor minder schoudervrijheid



Juiste hoofdhouding
• de wervels vormen een vloeiend gebogen lijn, maar geen S
• de bovenlijn van de hals is rond
• de neus wijst naar de bodem en is iets voor de loodlijn
• de bovenspier van de hals is actief en draagt de hals
• de onderspier van de hals is ontspannen
• de nek is ontspannen en het hoogste punt
• de hals, kaak en nek zijn ontspannen

De verkeerde hoofdhouding, zoals de rode stippellijn aangeeft, wordt veroorzaakt door teveel inwerking van de teugel t.o.v. de inwerking van de kuit.



Tegen de teugel
Dit paard is tegen de teugel. Hij reageert op het aannemen van het bit door zijn hoofd omhoog te brengen en zijn rug hol te maken.


  Aanleuning: hoe het niet en wel moet!



Hoe te bereiken

Je bereikt een goede aanleuning door voorwaarts te rijden met zachte meevoelende hulpen. Wanneer je merkt dat je paard het bit opzoekt, bied je hem licht weerstand met de teugel zodat het paard steun vindt op het bit. Hij mag echter niet gaan hangen. Het drijven is voor het verkrijgen van aanleuning van het allergrootste belang, want de aanleuning in de klassieke zin is het resultaat van de juiste verhouding tussen drijvende en ophoudende hulpen van de africhter.
Door zuiver toegepaste drijvende hulpen activeert het paard de achterbenen in versterkte mate in de richting van het zwaartepunt; hij zet zijn achterbenen onder de massa. Als antwoord op de drijvende hulpen loopt de impuls van de achterbenen van achteren door de rug via de hals en de nek naar voren tot in de mond van het paard en het paard reageert met een juiste aanleuning.
Bij het nog "groene" paard kan men nog niet spreken van aanleuning in de klassieke zin. Door gebrek aan "losgelatenheid" is het fundament voor een correcte aanleuning nog niet gelegd.
Het paard moet dus eerst "losgelaten" en aan de hulpen zijn om te kunnen beginnen met het vragen van aanleuning. Hoe verder je paard is in zijn training des te meer opgericht (verzameld) zal zijn houding zijn.

Exterieur en/of karakter van je paard is medebepalend voor de moeite die je moet doen om goede aanleuning te verkrijgen.
Ook een juist en goedpassend bit is van groot belang. Een bit moet ongeveer een halve centimeter breder zijn dan de mond. Het ligt op de juiste hoogte in de mond als de mondhoeken niet worden opgetrokken.Er zijn 1 à 2 plooien te zien bij de mondhoeken.

De mate van aan de teugel gaan is afhankelijk van:
• de fase van de training van je paard
• de soepelheid en mogelijkheden van je paard
• het tijdstip in de training van je paard (aan het begin of het eind van een uur training)
• de kennis, soepelheid en mogelijkheden van de ruiter

De graad van africhting herken je aan:
• mate van onderbrengen van de achterhand
• de mate waarin de hals vanuit de schoft opwaarts gebogen is
• de buiging van de nek die altijd hoogste punt moet zijn
• de neus net voor of op de loodlijn
• de mate waarin het paard het bit aan beide zijde gelijkmatig aanneemt
• gevoeligheid voor de hulpen
• de mate van verhevenheid van de gangen


  De basisafrichting van het paard met aandacht voor het verkrijgen van aanleuning. (eerste en laatste helft van de video)

Wanneer te beginnen
• je paard is goed voorwaarts te rijden (aan de kuit)
• hij moet ontspannen zijn
• hij moet in staat zijn om zijn rug los te laten.
• hij moet voldoende kracht in de achterhand hebben om de achterhand onder de massa te kunnen brengen
• hij moet de basisgangen beheersen, goed rechtuit en een grote volte kunnen rijden

Je kunt pas beginnen aan de teugel rijden wanneer een paard goed aan de kuit is en hij zijn rug goed "loslaat" zodat je hem voorwaarts kan drijven tegen een licht weerstand biedende hand
Een jong paard moet zijn balans met een ruiter op de rug enigszins hervonden hebben. Hij moet in staat zijn om rechtuit te rijden zonder te slingeren en een correcte grote volte kunnen rijden.
Je kunt een paard pas aan de teugel rijden als hij goed reageert op de voorwaarts drijvende hulpen. Vooral een jong paard moet de basisgangen goed beheersen en voorwaarts gereden kunnen worden. Dit bereik je o.a. door veel overgangen, tempowisselingen en voltes te rijden.
Je paard moet in staat zijn om zijn rug los te laten. Hij moet zich goed kunnen ontspannen. Een goede oefening om dat te bereiken is o.a. het voorwaarts-neerwaarts rijden.
Het paard moet voldoende kracht in de achterhand ontwikkeld hebben om de mate van aanleuning te bieden die je van hem vraagt.


Africhtingsfasen klassieke dressuur:

Basis 1e
jaar
africhting
Leren dragen van het ruitergewicht, hervinden van natuurlijk evenwicht onder de ruiter. Je kan nog niet spreken van aanleuning in de klassieke zin.
B/L niveau 2e
jaar
africhting
Je kunt reeds spreken van aanleuning omdat het paard rechtgericht, verzameld en gebogen is.
M/Z niveau 3e
jaar
africhting
De achterhand wordt verder ondergebracht, de voorhand is meer opgericht.
Hoge
school gangen
3e/4e
jaar
africhting
De achterhand wordt verder ondergebracht
Hoge
school sprongen
3e/4e
jaar
africhting
Levade, capriole, courbette

Hoe te leren
• vaak voorwaarts-neerwaarts rijden
• veel overgangen rijden en tempowisselingen, zoals bijna stap en bijna draf, met behoud van takt, activiteit en souplesse.
• doe veel buigingsarbeid, zoals voltes en schouder-binnen, om de rug van het paard soepel te rijden.
• goed voorwaarts rijden en dan zo snel mogelijk terug binnen de gang met behoud van activiteit, takt en aanleuning. En direkt daarna weer goed voorwaarts.
• rijd de overgangen terug bergopwaarts zodat je paard zijn benen onder de massa gaat brengen. Bergopwaarts rijden doe je door met drijvende hulpen je paard tegen een weerstand biedende teugel naar een gang terug te rijden. Laat hem dus niet terugvallen door alleen aan de teugel te trekken!
• doe oefeningen die de kracht van de achterhand bevorderen zoals overgangen, voltes en zijgangen
• breng veel afwisseling in je training zodat je paard leert op jouw aanwijzingen te wachten, z'n aandacht bij jouw heeft en direkt reageert op jouw hulpen
• kijk niet naar beneden maar tussen de oren van je paard naar voren
• aan de teugel rijden ontstaat door training, dus doe je oefeningen terwijl je steeds aanleuning vraagt door je paard naar de weerstand biedende hand te drijven. Het aan de teugel rijden is geen doel op zich maar het resultaat van een goed getraind paard. Ga dus niet slechts op de hoefslag oefenen met aan de teugel rijden, dat is zinloos.



Voorwaarts-neerwaarts rijden
Het paard moet leren om op een juiste manier de ruiter te dragen om rugproblemen te voorkomen. De buikspieren moeten daarvoor de rugspieren ondersteunen. Daarom is het van belang om de buikspieren te versterken.
Door het paard te vragen zijn hoofd naar voren en naar beneden te brengen, moet hij zijn buikspieren aanspannen en zijn rugspieren ontspannen. Door het aanspannen van de buikspieren wordt de rug omhoog gedrukt en worden de buikspieren ontwikkeld.

     



Aanleuningsproblemen

Algemeen
Bij problemen met de aanleuning controleer je eerst:
• fysieke oorzaken zoals overbouwd, een dikke korte hals e.d. zie hier!
• gebitsproblemen
• wondjes of extra gevoeligheid in de mond of de lagen
• heeft het bit scherpe randjes?
• past het bit goed en ligt het op de juiste manier in de mond? zie hier!
• is het bit geschikt voor dit speciale paard?
• heeft je paard misschien rugproblemen en past het zadel? zie hier!

Aanleuningsproblemen worden vaak veroorzaakt door de ruiter:
• geen rijtechnisch inzicht
• slechts gericht op de voorkant, het hoofd, van het paard
• scheef zitten
• tegen de beweging van het paard zitten
• harde ruiterhand
• te snel resultaat willen

Mogelijke andere oorzaken aanleuningsproblemen:
• je paard is niet ontspannen
• de achterhand is nog niet sterk genoeg
• de rug (buik) is nog niet sterk en soepel genoeg zie hier!
• je paard is nog niet in balans
• je paard is nog niet soepel genoeg
• je paard heeft, door verkeerde training, een "onderhals" ontwikkeld


Zwanenhals
Door het verkeerde gebruik van nek en hals ontwikkelt een paard de spieren van de onderhals i.p.v. de spieren van de bovenhals. Een dergelijk verkeerd ontwikkelde hals wordt ook wel een "zwanenhals" of een "onderhals" genoemd. Verkeerde rijtechniek van de ruiter kan eveneens leiden tot een onderhals.


• de neus is duidelijk voor de loodlijn
• de plooien in de nek laten zien dat het paard getrokken wordt en tegen de teugel is
• de duidelijke bespiering in de ondernek laat zien dat het paard zijn rug niet loslaat
• het paard is dus niet "losgelaten" en gaat dus ook niet aan de teugel
correctie: verbeter het samenspel van de hulpen en rijdt vaak voorwaarts-neerwaarts

bron:
www.tipps-zum-pferd.de

Hangen op de hand:
Het paard pakt het bit vast, spant zijn spieren in de bovenlijn, die van nek tot staart loopt.
• dit paard hangt op de teugel waardoor de teugel erg zwaar in de hand is zodat lichte hulpen van de ruiter onmogelijk zijn
• om aan de sterke druk te ontkomen opent het paard zijn mond
• paard loopt vaak op de voorhand

Mogelijke oorzaken:
• paard is onvoldoende voorwaarts en aan het been
• de ruiter trekt aan de teugels
• te snelle opleiding van het paard

Correctie:
• het paard met energieke hulpen voorwaarts drijven om hem het hangen onmogelijk te maken
• consequent voorwaarts-neerwaarts rijden
• veel overgangen en tempowisselingen rijden.

bron:
www.tipps-zum-pferd.de

Tegen de teugel:
Het paard onttrekt zich aah de teugelhulpen door de nek en de kaak stijf te maken en hoofd en hals naar voren te steken.

Mogelijke oorzaken:
• paard is onvoldoende voorwaarts en aan het been
• in een overgang werken de hulpen niet goed samen of het paard is afgeleid
• harde ruiterhand
• geen ontspanning

Correctie:
• met een halve ophouding de aanleuning herstellen. Rustig blijven en niet gaan terugtrekken. Zorg dat je paard de aandacht weer bij jou krijgt door verder te gaan met een afwissenlende training en spreek hem eventueel geruststellend toe.

bron:
www.tipps-zum-pferd.de

Achter de teugel:
Het paard onttrekt zich aan de teugelhulpen en de neus is achter de loodlijn.
• het paard is opgerold en duidelijk achter de teugel. Dit plaatje zie je, jammer genoeg, steeds vaker
• de hals is slechts samengetrokken en het paard rijdt niet met een soepele rug
• het ondertreden van de achterhand gaat verloren en doet niet meer actief mee
• soms werkt het paard de tong over het bit

Mogelijke oorzaken
• te veel teugeldruk t.o.v. de drijvende hulpen

Correctie:
voorwaarts-neerwaarts rijden
• de voorwaartsdrang herstellen, aan het been rijden d.m.v. overgangen en tempowisselingen
• zorg voor veel afwisseling in je training

bron:
www.tipps-zum-pferd.de

Valse knik
De neus is weliswaar loodrecht maar de nek vormt niet het hoogste punt. Deze ligt ongeveer een handbreedte daarachter.
• het paard laat zijn rug niet los en treedt van achteren niet onder de massa

Correctie:
Een herstel van deze fout is zeer arbeidsintensief en duurt lang. Ook hier veelvuldig voorwaarts-neerwaarts rijden.

bron:
www.tipps-zum-pferd.de

Sterrenkijker
Zulke paarden spannen de spieren van de onderhals sterk aan, houden hals en hoofd omhoog gericht richting de sterren.
• het paard trekt zijn rug naar beneden en houdt de hele bovenlijn vast
• de achterhand kan niet ondertreden
• het paard onttrekt zich aan de ophoudende hulpen
• is vaak te zien bij het springen als het paard erg naar de hindernis trekt en de ruiter dat tracht te beheersen

Mogelijke oorzaken
• slecht kunnen ontspannen
• een aanwezige "weke rug""
• trekken van de ruiter

Correctie:
• longeren met een aanbinding die het naar beneden brengen van het hoofd bevordert
• voorkom het hangen aan het bit van je paard, rijd met een gevende hand
• het tijdelijk gebruik van een hulpteugel kan helpen maar is meestal niet de oplossing

bron:
www.paul-versluis.nl/

Het hoofd kantelen
Het paard kantelt zijn hoofd naar één kant.
• oor en oog zijn één kant hoger dan de andere kant
• paard geeft aan één kant meer druk op de teugel en laat andere kant juist los

Mogelijke oorzaken
• lichamelijke klachten in de mond
• problemen met een oor
• een scheef inwerkende ruiter
• het paard onttrekt zich aan het hulpen aan één kant

Correctie:
• zorg dat je recht zit en rijd je paard in de wendingen met je binnenbeen naar de buitenhand zodat je de gebogen lijn kunt bepalen met een gevende buitenhand.
• herstel het contact aan de kant waar je paard loslaat door één hand (af en toe) iets hoger te houden om daarna rechtrichtende oefeningen te kunnen doen zoals renvers.

bron:
www.404teeth.com

Tong over het bit
Een paard dat zijn tong over het bit duwt, trekt eerst zijn tong terug naar achteren en steekt deze vervolgens over het mondstuk van het bit naar voren.
• meestal kan het paard de tong moeilijk weer terug krijgen
• bit werkt nu direkt in op de lagen wat vrij pijnlijk is waardoor het lijkt of het paard beter nageeft maar hij krult zich slechts op en is lastig te sturen.

Mogelijke oorzaken
• te veel druk op de tong door een voor het paard verkeerd bit
• bit hangt te laag
• smalle onderkaak waardoor weinig ruimte voor de tong
• harde ruiterhand

Correctie:
• maatregelen nemen die de druk op de tong verminderen
• ontwikkel meer gevoel in de ruiterhand


Tong uit de mond
De tong hangt links of rechts meer of minder naar buiten.

Mogelijke oorzaken
• mogelijk meer gevoel aan één kant in de lagen
• een verlamming van de tong
• vaak wordt er geen oorzaak gevonden


voorwaarts-neerwaarts rijden

Opgerold en achter de teugel



Dressuuroefeningen in zakformaat
dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

Hulpen dressuur in zakformaat
dhulpenboekje
Tekeningen in kleur met schematische weergave van de hulpen met korte beschrijvingen.
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer .....

Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............