Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Problemen dressuur

Het hete/loperige paard






Inleiding

De juiste mate van afremmen en gasgeven is bij een heet en loperig paard moeilijk te vinden. Het hete paard heeft een enorme drang naar voren, welke onder de ruiter niet zelden uitloopt op een ongecontroleerd wegrennen en gepaard gaat met een altijd aanwezige nerveusiteit. Het paard kan zich slecht ontspannen, doet echter bijzonder zijn best wat, vanwege zijn temperament, uitmont in moeilijkheden met de takt, losgelatenheid en aanleuning. Kort dribbelen, met het hoofd slaan en tegen de hand zijn, zijn de gevolgen. Het werken aan de basiselementen van de dressuur (takt, ontspanning, aaanleuning, rechtrichten, Schwung en verzameling) is bijzonder lastig.
Een paard dat te snel gaat onder de ruiter vindt zijn oorzaak altijd in een ontbrekend rijkunstig vermogen van de ruiter. De oorzaak ligt heel eenvoudig bij een te harde ruiterhand, welke meestal het gevolg is van angst van de ruiter voor het loperige paard. Tevens is een angstige ruiter gespannen waardoor hij verkeerd in het zadel terugkomt of klemt waardoor hij zijn paard tot nog meer snelheid aanzet.
Vooral in een rijhal hebben dergelijke paarden het erg moeilijk, de ruimte is ze vaak te klein.
Door met gevoel en veel geduld te rijden en met doelmatige oefeningen kan zelfs dit paard zich leren te ontspannen.

Moeilijk karakter?
Gelijk welk type paard je als ruiter onder het zadel hebt, angstig of overmoedig, werklustig of gedesinteresseerd, het is aan de ruiter het paard tot een effectieve medewerking te motiveren en zijn vertrouwen en respect te verkrijgen. Foutief handelen van de ruiter leidt tot een dood spoor waaruit het paard zich met soms gavaarlijke slechte gewoonten probeert te bevrijden.
Iedere juiste omgang met je paard begint met de acceptatie van zijn karakter. Zoalng je je nog ergert of kwaad maakt, ga je handelen vanuit onmacht en frustratie waardoor de conflicten alleen maar groter worden. Het heeft geen zin om te proberen het karakter van je paard met de nodige confrontaties te veranderen. Wel kun je met een positieve instelling een methode bedenken om de specifieke problemen, die mede ontstaan door het karakter van je paard, op te lossen.


terug naar boven

Mogelijke oorzaken

• fysieke problemen. Kijk of je paard nergens pijn heeft, vooral de rug en het gebit
• slecht passend harnachement
• te energierijke voeding
• onrustige ruiter en/of een verkeerde zithouding
• temperament van het paard
Deze pagina behandelt hoofdzakelijk hoe je een van nature temperamentvol paard tot ontspanning kunt rijden.

Fysieke problemen
Mogelijk heeft het paard ergens pijn, vooral de rug, waardoor hij wegloopt voor de pijn. Vergeet ook niet dat het wisselen van de tanden bij een jong paard, pijn kan veroorzaken. De oorzaken van pijn worden op deze pagina niet verder behandeld. Je moet deze oorzaken echter wel uitsluiten.

Harnachement
Een zadel dat niet past of een slechtpassend bit kunnen ook pijn veroorzaken bij het paard met wegrennen tot gevolg. Je dient te controleren of je harnachement voor elkaar is zodat je ook deze oorzaak kunt uitsluiten. Deze pagina behandeld deze oorzaken niet.
Zoek niet naar een oplossing door steeds van bit te veranderen. Bitten die scherper inwerken zijn voor deze paarden juist ongeschikt.

Voeding
Een heet paard moet je niet te heet voeren. Dat betekent dat je vooral veel ruwvoer laat eten en weinig of geen krachtvoer.
Er zijn voedingssupplementen verkrijgbaar om een paard meer ontspanning te geven, vooral tijdens de hengstigheid. De effecten daarvan worden niet door iedereen erkend.

onrustige ruiter en/of een verkeerde zithouding
Een ruiter die steeds verschillende en soms zelfs tegenstrijdige hulpen geeft veroorzaakt onrust bij het paard waardoor loperigheid kan ontstaan.
Wanneer de ruiter steeds terugvalt in het zadel of teveel achterover hangt, geeft hij druk op de achterzijde van de rug. Het paard reageert op deze druk met wegrennen.

Hulpteugels
Het gebruik van hulpteugels dient altijd van tijdelijke aard te zijn. Je moet er naar streven om zonder hulpteugel te kunnen rijden.
Bij deze paarden moet je slechts gebruik maken van vriendelijk inwerkende hulpteugels: een martingaal of een pessoateugel bijvoorbeeld.

Temperamentvol paard
De verdere informatie op deze pagina is bedoeld voor het tamperamentvolle, loperige paard.


terug naar boven

Mogelijke oplossingen

NIET DOEN:

Trekken!
Zelden is de teugel het juiste middel om dit paard te remmen. Weliswaar is de verleiding groot om onophoudelijk aan de teugel te trekken om je paard af te remmen maar juist dat ontaardt in een onoplosbaar conflict tussen ruiter en paard. Het paard wil voorwaarts, maar wordt gedwongen om deze natuurlijke drang te onderdrukken. Des te meer het paard pobeert weg te lopen, des te meer de ruiter probeert hem dat verhinderen, des te meer het paard gaat rennen.

Sturen alleen met je teugel
Wendingen en voltes moet je vooral rijden met behulp van je zit gecombineerd met een rustige aanhoudende teugel en een juiste rustige aanligging van de kuiten. Iedere te grote inwerking van een eenzijdige kuitdruk, scheef zitten in de bochten of te grote inwerking van de teugel brengt veel onrust met zich mee. Maak niet te scherpe wendingen en corrigeer je paard, indien nodig, rustig en geleidelijk. Houd vooral een gelijkmatige druk op beide tuegels.

Bewegingsdrang paard beperken
Rijd niet met een te korte teugel of met b.v. een slofteugel.

Benen wegsteken van je paard
Met een weggestoken been kom je in een licht achteroverhellen van het bovenlichaam wat druk veroorzaakt op de paardenrug. Het paard reageert op deze druk met wegrennen.
Al heb je sterk de neiging om je kuiten geheel van het paard weg te nemen omdat hij zo gevoelig reageert, toch moeten de kuiten een zachte aanleuning behouden aan je paard. Juist dat geeft je de mogelijkheid om je paard te leiden en hem te leren te reageren op (halve) ophoudingen. Het aanliggen van je kuit geeft het nerveuze paard zekerheid.

Zweep en sporen gebruiken
Indien mogelijk zonder zweep rijden, omdat je dan met een gevoeligere hand kunt rijden en het eventuele gebruik van de zweep alleen de onrust en spanning vergroot. In een latere fase, als je je paard ontspannen kunt rijden, kun je hem langzaam aan de zweep laten wennen.
Sporen zijn slechts bedoeld om de kuithulpen te verfijnen en niet als strafmiddel. Een loperig paard straffen heeft nooit het bedoelde effect, het brengt alleen maar meer spanning.

Lang en vaak halthouden
Een paard met veel bewegingsdrang heeft veel moeite om stil te staan, vooral aan het begin van de training. Vraag deze oefening slechts wanneer je paard in alle gangen volledig ontspannen is.

Geduld verliezen
Veel, heel veel geduld en heel veel rust zijn noodzakelijk om een heet paard te rijden. Als je je geduld verliest, worden je hulpen onbedoeld onrustiger en krachtiger waardoor je je paard onzeker maakt. De onzekerheid geeft spanning, en spanning laat je paard rennen.



Reactie paard op trekken
• innerlijke en uiterlijke spanning
• nog meer gaan rennen
• gooien met het hoofd
• kort gaan dribbelen
• scheef gaan lopen
• bokken of steigeren

Gevolgen trekken
• ontwikkelen van een ondernek (zwanenhals of S-hals)
• een holle rug die gevoelig wordt voor blessures
• taktverlies
• verzamelen wordt onmogelijk


WEL DOEN:

Longeren
Het helpt vaak als je paard zijn energie eerst kwijt kan aan de longeerlijn. Longeer je paard, zo mogelijk, voorafgaand aan het rijden.


Vaak rijden met lange teugel ( halsstrekken)
Het lijkt heel tegenstrijdig, maar juist met een langere teugel leert je paard te ontspannen. Het geeft hem de mogelijkheid om zijn hoofd voorwaarts-neerwaarts te brengen en de ruiterhand te zoeken. Deze houding zorgt voor ontspanning en het juiste ruggebruik zodat het paard de ruiter beter kan dragen. Pijnlijke spieren worden voorkomen en dat wederom bevordert de psychische ontspanning. Met lange teugel rijden betekent niet dat je de teugel geheel loslaat. Je houdt altijd contact met de paardenmond.



Afremmen door middel van voltes en afwenden
Wanneer je paard niet reageert op een (halve) ophouding of wanneer je paard gaat versnellen, ga je een kleine volte rijden of je wendt af. De voltes moet je vooral correct rijden en niet alleen maar sturen met de teugels. Rijd heel bewust van raakpunt naar raakpunt en blijf net zo lang op de kleine volte totdat je paard rustig is. Dan mag je paard weer een, voor hem makkelijker, grote volte gaan rijden als beloning. Doe dit heel consequent. Uiteindelijk zal je paard terugkomen op een halve ophouding omdat hij een inzet van een volte of een wending verwacht.
Wanneer je paard niet meer terugkomt uit galop of draf, ga je een volte rijden van 20m (of minder) die je gaat verkleinen totdat je paard terugkomt. Ga niet trekken aan de teugel om je paard op de volte te houden maar neem de binnenhand van de hals. Geef korte, zachte ophoudingen met de buitenteugel in het ritme van de beweging.

Zachte kuitdruk
Een aanliggende kuit zorgt voor meer stabiliteit in de zit van de ruiter en vergemakkelijkt daarmee de loodrechte inwerking van het bovenlichaam. Met een weggestoken been kom je in een licht achteroverhellen van het bovenlichaam wat druk veroorzaakt op de paardenrug. Het paard reageert op deze druk met wegrennen.
Een juist contact met de zit geeft het paard meer zekerheid.
Iedere kuithulp geef je door een licht laten toenemen van de druk in plaats van een onverwachte snelle kuithulp. Een zeer gevoelig paard kun je voorafgaand aan de kuitdruk, waarschuwen met een stemhulp en soms kun je in het beginstadium mischien beter alleen op stemhulp aandraven en aangalopperen.

Temporegeling met gewichtshulpen
Het regelen van het tempo, vooral met lichtrijden, gebeurt met behulp van je gewicht. Je moet proberen iets langzamer te gaan lichtrijden als het tempo van je paard aangeeft. Je gaat dan in de staande fase van het lichtrijden een kort moment langer staan. Daardoor raak je licht achter het bewegingsritme van je paard wat bijna alle paarden in een rustiger tempo brengt. Door op deze wijze tegen de beweging in te zitten kun je ook het galoptempo vertragen.
Dit vraagt echter een grote kunde van de ruiter. Wanneer je paard zijn rug gespannen houdt, wordt een licht gespannen ruiter enigszins teruggekaatst waardoor het paard juist een klap in zijn rug krijgt zodat hij weer harder zal gaan rennen i.p.v. het beoogde afnemen van het tempo.

Hoeken en wendingen
Rijd de hoeken en wendingen niet te scherp. Scherpe wendingen vragen druk van het binnenbeen en dat kan nog teveel zijn voor je paard. Rijd de hoeken van de manege alsof je een volte van 10 - 15 m. rijdt. Zo ook met de wendingen.

Bevorder de concentratie van je paard
Afhankelijk van het niveau van je paard, laat je je paard vooral veel oefeningen doen, zoals kleine voltes of wijken. Rijd geen enkele lange lijn zonder iets te vragen van je paard, zoals afwenden, gebroken lijn, kleine volte, schouder-voor, overgangen, tempowisselingen enz. In het begin kunnen tempowisselingen je paard juist heter maken, laat deze dan nog achterwege. Wanneer je paard toe is aan tempowisselingen rijd je veelvuldig kort achter elkaar stap, draf, stap, draf enz. Vervolgens rijd je af en toe naar bijna stap.
Het spelend rijden met balkjes in de bak draagt ook bij aan een betere concentratie van je paard. Rijd dressuur en ga af en toe over balkjes, er omheen, er tussendoor enz. Zorg vooral voor heel veel afwisseling.

Gebruik je stem
Het rustig praten tegen je paard zorgt voor een ontspannen paard en een ontspannen ruiter. De ruiter gebruikt zijn ademhaling beter waardoor zijn lichaam beter ontspant. Een liedje zingen tijdens het rijden kan geweldig werken omdat je vanzelf meer met takt gaat rijden en daardoor ritme en takt van je paard stimuleert. (zing wel een liedje dat past bij het bewegingsritme van je paard)
Wanneer je je paard geleerd hebt om op stemcommando te reageren met longeren, kun je dit gebruiken tijdens het rijden. Het geeft je de mogelijkheid om een waarschuwing met stem te geven voorafgaand aan een kuitdruk. Of je rijdt in eerste instantie volledig op stem zodat je je kuit in alle rust kan laten aanliggen.

Veel belonen
Het belonen van je paard door middel van een klopje op de hals of achter het zadel werkt rustgevend, mede doordat je dan de teugel ontspant.
Het tussendoor hals laten strekken is juist voor dit paard een grote beloning. Het bevordert de ontspanning, het juiste gebruik van het paardenlichaam en je schenkt hem vertrouwen.

Vertrouwen
Pas wanneer je jezelf met dit paard vertrouwt, zul je hem tot onspanning kunnen rijden. Dat vertrouwen moet groeien. Geef het de tijd!


terug naar boven

De praktijk

Het feit alleen al dat je deze pagina leest, betekent dat je jezelf niet vertrouwt met je paard. En juist het vertrouwen tussen paard en ruiter is de basis voor ontspanning.
Maar ieder moment dat je je paard niet tot ontspanning krijgt en hij dreigt te gaan rennen verliezen jij en je paard weer een stukje vertrouwen. Voorkomen van onstabiele situaties is dus heel belangrijk. Al ga je iedere dag voorlopig alleen maar een half uur stappen. Het kost veel tijd, geduld en inzet om een vertrouwde combinatie te worden. Wanneer je weet hoe je paard tot ontspanning kan rijden, heb je meestal een geweldig paard omdat hij in aanleg loop- en werklust bezit.

Licht aanbinden
Om het vertrouwen van de ruiter te bevorderen, kun je je paard licht bijzetten slechts om te voorkomen dat het paard zijn hoofd volledig in de lucht gooit op het moment dat de ruiter toch onbedoeld aan de teugel trekt. Een paard met een omhooggegooid hoofd is immers helemaal niet meer bestuurbaar waardoor alles uit balans raakt en paard en ruiter vertrouwen verliezen.

De volte
Wanneer je gaat rijden met hindernissen in de bak, ga je met je paard de mogelijke voltes (om af te remmen) rijden in stap en draf. Wanneer het dan uit de hand mocht lopen met de snelheid van je paard weten jij en je paard waar je je volte kunt rijden om af te remmen.

Rustige omstandigheden
• ga niet rijden als het hard waait, of wanneer er b.v. net een nieuw paard bij je buren is afgeleverd
• ga niet rijden als je paard net uit de stal komt. Longeer hem dan eerst of laat hem een poosje in de wei.
• je paard moet voldoende gegeten hebben voordat je gaat rijden, maar rijd pas een uur na de maaltijd. Een paard dat net gegeten heeft kan gevoelig zijn op de kuitdruk.
• let op of een merrie hengstig is, ook dat kan leiden tot onverwachte situaties

Commentaar
Verander niet contenue je wijze van rijden met je paard omdat anderen je vertellen hoe het moet. De beste stuurlui staan aan wal! Je paard is erbij gebaat dat hij niet steeds wisselende aanwijzingen krijgt waardoor hij niet meer weet wat er van hem verwacht wordt.
Uiteraard blijf je wel luisteren naar goede opbouwende adviezen, die meer inhouden dan ongenuanceerde kritiek zoals: "Ik zou hem maar eens aanpakken!" of "Trek er maar eens een keertje aan hoor, laat het hem maar voelen!".


terug naar boven

Oefening 1


Doel
• overgangen waarbij je je paard makkelijker op kunt vangen na de overgang
• wederzijds vertrouwen

Uitvoering
Maak de overgangen zoveel mogelijk op een volte van ongeveer 10 - 15m.
De overgang van galop naar draf rijd je op een grote volte en als dat niet lukt ga je de volte verkleinen.

Aandraven of terugnemen in gang
Rijd je paard op de kleine volte en maak de overgang richting de korte zijde. Maak de overgang naar een snellere gang pas als je paard ontspannen is. Blijf na de overgang op de volte als je paard versnelt.
Ook het terugnemen van je paard gaat makkelijker op een kleine volte richting de wand.

Aangalopperen
vóór de eerste hoek van de korte zijde op een volte van ongeveer 10 - 15 m.
Blijf eventueel op de volte of rijd in de volgende hoek wederom een volte totdat je paard rustig is. Pas dan breng je hem op een, voor hem gemakkelijker, grote volte als beloning.

Toelichting
De volte vraagt meer onderbrengen van de achterbenen van je paard zodat hij van nature langzamer zal gaan. Tevens vraagt een kleinere volte meer inspanning, zodat je paard het groter maken van een volte als beloning zal ervaren.
Een loperig paard heeft vooral de neiging om op de lange zijde te gaan versnellen, waardoor hij uit elkaar valt, op zijn voorbenen gaat lopen en nog meer zal gaan versnellen. De korte zijde en eventueel de kleine volte, geeft de ruiter de mogelijkheid om het tempo te beheersen voordat het paard de lange zijde bereikt.


terug naar boven

Oefening 2


Doel
• wederzijds vertrouwen

Opbouw
Leg balken op een grote volte in het midden van de rijbak. Verwijder de balkjes bij B en E en houd voldoende ruimte tussen de andere balken.

Uitvoering
1. Rijd een volte op de linker- en de rechterhand zowel in de balkjes als eromheen. Je paard zal op de ene hand makkelijker om de balkjes lopen en de andere hand in de balkjes vanwege de natuurlijke scheefheid van je paard.
Maak gebruik van de aanleuning van de balkjes om makkelijk een volte te kunnen rijden zonder te moeten corrigeren met de teugels. Doe de oefening in stap, draf en galop, afhankelijk van de mogelijkheden van de combinatie.

2. De volte van balkjes geeft de ruiter de mogelijkheid om zijn paard op te vangen als hij te hard mocht gaan. Zodra je paard versnelt op de lange zijde stuur je hem op de volte in de balkjes. Ga daar eventueel de volte verkleinen om een overgang terug te kunnen maken.

3. De balkjes kun je ook gebruiken om overheen te draven of te stappen, eromheen en ertussendoor. Zorg voor veel afwisseling zodat je paard zich moet gaan concentreren op wat jij wilt. Hij moet leren wachten op jou hulpen.

4. Op de volte in de balkjes kun je overgangen maken. Vooral een overgang naar een snellere gang wordt makkelijker op een volte met aanleuning. Wanneer je paard zich gaat ontspannen rijd je de volte uit.


terug naar boven

Oefening 3
     

a. mogelijke opstelling
b. enkele mogelijkheden
c. een mogelijk te rijden lijn
Rijd veel overgangen voor, na en tussen de balkjes. Zorg voor veel afwisseling en let erop dat je op de linker- en de rechterhand de oefeningen doet.

Doel
• paard laten wachten op de aanwijzingen van de ruiter

Opbouw
Leg balken als aangegeven op de de tekening op drafafstand, 1.20 - 1.50 m. (D/E-pony - paard)
Leg ze zodanig dat je de diagonale ijnen M - K en H - F kunt rijden.
Wanneer het paard vaak onverwacht in galop valt, beperk dan het aantal balkjes om het paard veilig op een volte te kunnen brengen.

Uitvoering
• rijd stap en draf tussen de balkjes en eroverheen. Zorg voor veel afwisseling.
• rijd veel overgangen, b.v. in de lengterichting tussen de balkjes.
• ga ook eens halthouden als je haaks over twee balkjes draaft, precies met de voorbenen over één balkje of voor de balkjes of erna.

Toelichting
Je paard moet leren om af te wachten wat jij gaat doen. Hij moet goed opletten vanwege de balkjes wat hem afleiding bezorgt.
Als ruiter ga je bewuster sturen omdat je tussen de balkjes doorwilt of erover. Je geeft daardoor meer leiding.
Voorkom onrustig getrek aan de teugels. Houd een rustige aanleuning met evenveel druk op beide teugels, ook in de wendingen.


terug naar boven

Dressuuroefeningen in zakformaat
dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

Hulpen dressuur in zakformaat
hulpenboekje
Tekeningen in kleur met schematische weergave van de hulpen met korte beschrijvingen.
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer .....

Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............


terug naar boven