Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Training voor een springpaard



Oefeningen met cavaletti en balken Klik hier!
Basisoefeningen voor springen  Klik hier!
Oefeningen voor gevorderden  Klik hier!
Gymnastieklijntjes Klik hier!


      springoefeningen in zakformaat





Algemeen

Door specifieke training veranderen uiteindelijk spieren, het bloedvatenstels en andere fysiologische systemen in het lichaam, waardoor het paard bijvoorbeeld meer uithoudingsvermogen of kracht/snelheid krijgt. De mate van aanpassing is ook deels genetisch bepaald. Door op het juiste moment met de juiste intensiteit te trainen maak je jouw paard sterker, waardoor hij steeds beter zal presteren. (citaat: C. Munsters)

Als je je paard op de juiste manier getraind hebt, treedt er tijdens de herstelperiode een supercompensatie op van het lichaam. Je paard heeft zich dan na de herstelperiode van een gedoseerde training net een beetje beter gemaakt dan voor de training. Het goede moment voor de volgende training.
De algehele springtraining is sterk afhankelijk van je doel. Spring je af en toe recreatief of een BB-parcours of heb je ambities om je paard tot een ZZ-parcours, of nog meer te trainen?
Je doelen moet je aanpassen naar het feit of je een jong, onervaren paard of een ervaren paard traint en het fysieke vermogen van je paard.

Aandachtspunten
De genoemde punten komen gecombineerd voor in je training. Je moet je er echter van bewust zijn dat alle punten de nodige aandacht krijgen.

• vertrouwen opbouwen
• gehoorzaamheid aan de hulpen (dressuur)
• ontwikkeling van de balans
• techniek
• souplesse / coördinatie
• behendigheid
• snelle reactie
• kracht
• conditie
• galoppade
• mentale training
• ervaring opdoen

Trainingsonderdelen zijn o.a.
De volgende onderdelen komen, afhankelijk van het niveau, afwisselend in je training voor.
• dressuur
• verbetering springtechniek
• hersteltraining na zware training of wedstrijd
• vertrouwd maken met nieuwe onderdelen
• steilsprong, oxer, triple, muur, sloot
• combinaties, dubbelsprong en driesprong, en meerdere hindernissen springen
• afstanden leren inschatten
• bochttechniek
• controle over galopperen, galopsprongen verlengen en verkorten

• galopwissels
• landen op het goede been
• gymnastiseren
• barrage techniek
• intervaltraining
• aandacht voor ontstane problemen op de wedstrijd
• ontspanning, b.v. een buitenrit


terug naar boven


Voorbeeldvideo's

dressuur 1

dressuur 2

conditie


Zie video heuveltraining

terug naar boven

Algemene tips

Ken je doel(en) en hanteer een trainingsschema

Een systematische trainingsopbouw met langzame toename van de prestaties zijn in iedere opleiding zeer belangrijk.

Overvraag je paard nooit! Geef je paard de kans om te begrijpen wat je van hem vraagt zodat hij in ieder gaval in staat is om de oefeningen braaf te volbrengen. Zo ontwikkel je het zelfvertrouwen van je paard en het vertrouwen van jezelf.

De training moet goed opgebouwd zijn en vooraf gegaan worden door een goede warming-up en afgesloten worden met een goede cooling-down.
Begin met stappen en daarna een rustig drafje en galopje en doe buigingsoefeningen. Zorg dat je paard uiteindelijk in alle drie de gangen voorwaarts- en terug gereden kan worden voordat je gaat springen.
Je sluit af met uitstappen aan de lange teugel zodat je paard al zijn spieren weer kan ontspannen en weer kan opdrogen als hij nat is van het zweet. Soms is het verstandig om je paard te beschermen tegen te snelle afkoeling en een zweetdeken om je paard te hangen tijdens het uitstappen. Een zweetdeken kan het vocht van het zweten opnemen waardoor je paard sneller droog is.

Vergeet niet je paard regelmatig te laten ontspannen tijdens de training met een lange, lage hals.

Maak gebruik van een ervaren leerpaard als je iets nieuws wilt introduceren. Paarden zijn kuddedieren en een jonger paard is snel gereustgesteld als hij ziet hoe het oudere paard de oefening doet.

Draaf vaak naar een hindernis. Het draven leert je paard kalm en gehoorzaam te blijven in de aanloop naar de hindernis en hij leert zijn achterbenen goed onder de massa te brengen voor de afzet, zodat zijn techniek verbetert.

Geef je paard nooit de gelegenheid om te weigeren in de eeste maanden van zijn training. Houd de hindernissen dusdanig laag dat je vanuit stilstand nog kan springen.

Kom zelf altijd goed mee in de beweging en schaam je niet om eventueel de manen of de nek van je paard vast te pakken. Onervaren paarden kunnen rare sprongen maken en als je hem daarbij in de mond trekt, leer je hem snel dat springen niet leuk is.

Train progressief. Heb je b.v. op een dag met succes een driesprong getraind, begin dan de volgende training weer opnieuw met één element om het weer rustig op te bouwen naar drie elementen en daarna b.v. iets hoger. Je kan niet simpelweg de volgende training verdergaan waar je de vorige training gestopt bent.

Zorg voor veel afwisseling van je trainingen en tijdens je training. Een galoptraining b.v. op een buitenrit is goed voor de conditie en maakt je paard mentaal weer fris. Een dag dressuurmatig trainen hoort ook bij je training. En in de training zelf niet herhaald dezelfde hindernis(sen) springen.

Gymnastieklijntjes of variaties over lage hindernissen gedurende de volledige springcarriëre, is de basis van de springtraining voor jezelf en je paard, van jong tot oud, van onervaren tot internationaal springpaard.

Met het jonge paard train je kort (± 20 min.), vaker en met een lage intensiteit.

Na een zeer intensieve training een dag rust of actieve rust om de spieren te laten herstellen (b.v. weidegang, longeren of stappen op een buitenrit)

Ontstaan er toch problemen? Doe een stap terug in je training en begin weer met, voor je paard vertrouwde en lage hindernissen.



terug naar boven

Het opbouwen van het vertrouwen van je paard

Wordt nooit kwaad of ongeduldig! Controleverlies van de ruiter maakt een paard onzeker. Met beleid een paard af en toe corrigeren is uiteraard noodzakelijk, want je paard duidelijk en gecontroleerd leiden, geeft hem wel zekerheid.

Overvraag je paard niet! Overval hem niet ineens met een voor hem moeilijke opgave, maar werk langzaam naar de opgave toe. Door je paard nooit te overvragen en de meeste oefeningen te doen met relatief lage hindernissen, bouw je zekerheid en vertrouwen bij je paard op. Wanneer je een hoge sprong gemaakt hebt, spring je na afloop weer een relatief lage sprong.

Iets nieuws vragen van je paard, doe je met veel geduld. Stap desnoods af en doe de oefening, indien mogelijk, aan de hand. Leg je paard uit wat de bedoeling is! Indien je niet slaagt om je paard het gevraagde te laten doen, ga je nadenken of je het misschien op een andere manier kan aanbieden.

Als je je paard iets nieuws geleerd hebt, stop je accuut als het gevraagde doel bereikt is en ga je aan de lange teugel stappen. Eventueel doe je daarna nog wat relatief eenvoudige oefeningen die je paard goed beheerst. De grootste beloning voor je paard is het stoppen van de training, het vertelt hem dat hij het goed gedaan heeft. Laat je dus niet verleiden om het gevraagde nog een paar keer te herhalen omdat het zo goed ging!
Het stoppen op een positief moment laat bij ruiter en paard een goede herinnering achter wat een goede basis is voor de volgende training.

Een moeilijke, zware oefening doe je niet aan het begin of het einde (vermoeidheid) van je training. Dat is vragen om mislukkingen en schaadt het vertrouwen van je paard. (en jezelf!)


terug naar boven

Ontwikkelen van de balans

Het gewicht van de ruiter brengt een paard uit zijn natuurlijke balans.
Springen brengt een onervaren paard zeer zeker snel uit balans, vooral met een ruiter op zijn rug. Door veel te rijden en springen moet een paard zijn balans leren hervinden.

• dressuur
• cavalettiwerk
• vrij springen
• in-uitjes
• oefeningen met relatief lage hindernissen met veel afwisseling


terug naar boven

Verbeteren van de techniek van je paard

Ideale techniek
De ideale techniek voor het springen wordt besproken op de pagina: het springpaard

Voorbeentechniek verbeteren
• rijd heuvels (naar beneden) en greppels, overgangen, zijgangen en cavaletti-oefeningen
• houd de afzet kort voor de hindernis. Gebruik daar evt. een drafbalk voor en leg de grondbalk dichter naar de hindernis. Of spring een combinatie met een, voor je paard korte afstand
• spring vanuit een korte bocht, maar let wel op dat je paard niet uitbreekt
• spring in-uitjes met een korte afstand

Achterbeentechniek verbeteren
• rijd heuvels (naar boven), overgangen, zijgangen, drafbalkjes, pirouettes in stap en achterwaarts
• leer je paard te verzamelen, zeker voor de sprong
• spring oxers die je langzamerhand verbreedt. Pas op dat je je paard daarbij niet overvraagt want dan verlies je het vertrouwen.
• spring oxers met afwisselend de eerste of de laatse balk hoger
intervaltrainingen
heuveltraining


Ruggebruik verbeteren
• halsstrekken
• overgangen, buigingsarbeid (voltes, schouder-voor, renvers, travers, korte scherpe bochten)
• in-uitjes
• draf- en galopbalkjes voor de sprong
• springen vanuit draf
• springen vanuit een korte bocht
• halsstrekken over een rijtje drafbalkjes


terug naar boven

Souplesse en coördinatie bevorderen

Een paard wordt lenig door het langer maken van zijn spieren. Train hem dressuurmatig in een houding waarin hij zijn hoofd laat zakken en zijn hals langer maakt. Hierdoor rekt hij zijn rugspier op, de doorbloeding wordt beter en het paard wordt soepeler. Ook buigingsarbeid maakt de spieren van de rug soepeler omdat ze de spieren afwisselend moeten aanspannen en ontspannen. Ontspannen spieren kunnen soepeler bewegen en kunnen hun afvalstoffen beter afvoeren. Wissel de inspanning af met ontspanning.

• dressuur
• Je paard moet naar beide zijden even lenig zijn. Ieder paard heeft een moeilijke en een makkelijke zijde. Doe meer buigingsarbeid naar de moeilijk zijde dan naar de makkelijke.
• tussendoor veel halsstrekken (vooral over een rijtje drafbalkjes)
• buigingsarbeid (voltes, schouder-voor, renvers, travers, korte, scherpe bochten)
• cavalettiwerk. Zet de cavaletti eens op verschillende hoogtes of verschillende afstanden
• in-uitjes van meerdere hindernissen
• combinaties van hindernissen op een volte
• oefeningen met relatief lage hindernissen met veel afwisseling en soms korte bochten.
• veel scherpe bochten rijden b.v. tussen de cavaletti door
• vrij springen
• ga tijdens een buitenrit eens over ongelijk terrein of tussen de bomen door rijden. Dan leert je paard zijn benen bewust neer te zetten.


terug naar boven

Behendigheid verbeteren

Je paard wordt handig door hem in zo veel mogelijk gevariëerde omstandigheden te laten springen. Rijd daarom vaak oefenparcoursen met lage hindernissen zodat je paard snel afstanden leert inschatten in vreemde situaties met vreemde hindernissen. Leer je paard zichzelf te redden door hem vrij te laten springen en ga combinaties springen met verschillende afstanden.

• gymnastieklijntjes met verschillende afstanden
• vrijspringen
• leidt je paard niet al teveel. Laat het hem eens zelf uitzoeken in de aanloop naar de hindernis. Hij leert zelf van zijn fouten en leert daardoor mee te denken in het parcours.
• bij gevorderde paarden de afstanden tussen de hindernissen korter of langer maken, zodat je paard handiger wordt in het inschatten van de afstand en zich snel leert aanpassen.
• oefen het schuin springen van hindernissen
• rijd korte bochten voor en na de hindernis


terug naar boven

Snelle reactie

Snelheid van reactie ontstaat vooral door je paard een kort moment te geven om een situatie in te schatten. Door b.v. drie hindernissen naast elkaar op te stellen weet je paard niet welke hindernis je gaat springen en moet hij zich snel aanpassen.
De voorbenen leert je paard snel in te vouwen als de afstand van de afzet kort voor de hindernis ligt. Leg de grondbalk dicht onder de hindernis en/of leg een draf- of galopbalkje kort voor de hindernis.

• varieer je hindernissen en combinaties zoveel mogelijk
• breng variaties aan in de afstanden van de draf- en galopbalkjes (of cavaletti) in het rijtje
• rijd kleine parcoursjes op steeds andere volgorde
• rijd de hindernis aan vanuit een korte bocht
• verras je paard en leer hem om zelf een oplossing te zoeken


terug naar boven

Krachttraining

Krachttraining betekent dat dat je stapsgewijs of de intensiteit van een bepaalde oefening of het aantal herhalingen bij gelijk blijvende intensiteit verhoogt. Het eerste is b.v. het verhogen van je snelheid bij het bergopwaarts rijden, het tweede verhoog je het aantal malen dat je de heuvel oprijdt zonder verhoging van snelheid.

Training en herstel
Na enige tijd van training ontstaat een mate van "vermoeidheid", waarbij lichte beschadiging van spieren, pezen en banden ontstaat, die het lichaam prikkelt om zich te gaan herstellen. Het lichaam herstelt de schade in enkele uren of dagen waarna het weefsel zich aan een hogere belasting aanpast.

Belangrijke voorwaarden:
• het bepalen wanneer de vermoeidheid optreedt
Dit vraagt oplettendheid van de ruiter, want ieder paard reageert anders op vermoeidheid. Een teken van vermoeidheid kan o.a. zijn dat je paard niet meer alert is op je hulpen.
• voldoende hersteltijd tussen twee trainingen
Dit is een periode van relatieve rust. Voor een jong paard dat pas onder het zadel is, betekent herstelarbeid een dag weidegang. Voor een paard dat hoog in de sport loopt, zorgt een lichte training onder het zadel voor voldoende herstel. Gedurende deze herstelperiode wordt het lichaam sterker. Als het bovenstaande principe, van afwisseling tussen arbeid en rust, niet gehanteerd wordt, vindt er geen herstel en verbetering plaats. Hierdoor zal ook geen vooruitgang in het prestatievermogen plaatsvinden en kan een paard zelfs overtraind raken. Een kenmerk van een paard dat onvoldoende is hersteld, is dat het bijvoorbeeld lang los gereden moet worden om de stijfheid van de vorige training op te lossen. De spieren voelen dan hard aan.
Mogelijke Onderdelen krachttraining:
De mogelijkheid voor een paard om goed te springen hangt af van de goede ontwikkeling van zijn achterhand. De training van de achterhand is dus noodzakelijk.
Spieren worden het meest getraind door korte aanspanningen gevolgd door ontspanning.

• intervaltraining:
- veel en snel achter elkaar schakelen
- overgangen maken in de juiste aanspanning en houding
- combinaties van verzamelen en verlengen
- stilstaan en wegsprinten bij voorkeur een heuvel op
• achterwaarts b.v. enkele passen achterwaarts een heuvel op (zeer beperkt).
• in-uitjes van meerdere hindernissen
• oxers vanuit een scherpe wending

symptomen van overtraining:
• verhoogd hartritme (zowel in rust als bij training)
• prestatievermindering
• slecht eten en gewichtsverlies
Stress activeert de activiteit van de bijnieren. Deze organen reguleren o.a. de adrenaline in de bloedbaan, om de doorbloeding en de hartfrequentie te verhogen. Bij langdurige stress door te intensieve belasting over langere tijd, verbruikt het paard zijn totale energiereserve, en uiteindelijk worden de spieren afgebroken i.p.v. de beoogde spiertoename.

schema-training

KLIK op plaatje om te vergroten.
Bron:
Paardensport

terug naar boven

Conditietraining

Goed doorbloed weefsel, vooral de spieren, kunnen het snelst op de trainingsvraag reageren en zich het snelst aanpassen. De bloedsomloop en de spieren reageren op de training met een verbeterde zuurstoftoevoer naar de weefsels. Het hart verbetert zijn vermogen om te pompen doordat hij sneller samentrekt en met iedere hartslag meer bloed in het weefsel pompt.
Tijdens de trainingsopbouw circuleren meer rode bloedlichaampjes in de bloedsomloop. Rode bloedlichaampjes (erythrozyten) worden in de milt opgeslagen van waaruit ze indien nodig weer ingezet kunnen worden. Haemoglobine is het prote�ne in de rode bloedlichaampjes, welke de zuurstof aan zich bindt. Hoe hoger het haemoglobine-gehalte des te beter de weefsels van zuurstof worden voorzien. Organen en weefsels met veel bloedtoevoer (hart, spieren, longen, huid) kunnen binnen ongeveer 6 maanden in conditie worden gebracht. Pezen, banden en gewrichtkapsels hebben weinig bloedtoevoer en hebben ongeveer 1 jaar nodig om te verbeteren. De conditie van de botten verbeteren duurt 1 tot 2, soms 3 jaar.
Een jong onervaren paard is makkelijker in de voor jouw wenselijke conditie te brengen dan een paard om te laten schakelen vanuit een andere sport (b.v. endurance) naar de springsport.

• weinig intensieve belasting over langere tijd
• eerst draf en stap met een bepaalde lengte afwisselen (b.v. 5 minuten). Dan galop en draf afwisselen en langzamerhand de tijd verlengen.
intervaltrainingen verhogen conditie (en de kracht) van je paard
heuveltraining


terug naar boven

Galoppade verbeteren

De galoppade in goede takt, aanleuning, ontspanning en voldoende sprong is de basis voor een goed gereden parcours. Naast het dressuurmatig ontwikkelen van een juiste galop dienen voor het springen de volgende onderdelen extra aandacht:
conditie
Om conditie op te bouwen moet je speciale trainingen inbouwen in je trainingsschema.
- Eerst draf en stap met een bepaalde lengte afwisselen (b.v. 5 minuten). Dan galop en draf afwisselen en langzamerhand de tijd verlengen.
- intervaltrainingen verhogen conditie (en de kracht) van je paard
- heuveltraining

lengte van de galopsprong
Verlengen en verkorten galopsprong
De gemiddelde lengte van een galopsprong in het parcours is 3.50-3.60 m. Indien je paard een afwijkende lengte heeft, moet je dat weten en je paard zoveel mogelijk trainen naar de juiste galoplengte. In ieder geval moet je in staat zijn om je galopsprong te kunnen verkorten of verlengen naar de gemiddelde lengte en/of om afwijkende afstanden te kunnen overbruggen in het parcours.

Controle over het tempo
De basissnelheid in een parcours is ongeveer 360m/minuut. Ken de snelheid van je paard en train de galoppade zoveel mogelijk naar de gemiddelde snelheid toe. Indien de basissnelheid te langzaam is moet je je paard kunnen versnellen gedurende het hele parcours.
Voor barrage en b.v. jachtparcousen moet je paard in staat zijn om boven zijn basissnelheid te galopperen in een parcours.

galopwissel in parcours en boven de sprong
- Wanneer je paard de galopwissel
kent, kun je in je conditietraining regelmatig een galopwissel rijden.
- De galopwissel boven de sprong moet je zo vaak oefenen dat je paard al wisselt met een minimale aanwijzing van de ruiter.

bochttechniek
Leer bochten en voltes te galopperen met behoud van ritme en aanleuning.

snel in juiste ritme actief doorgalopperen na de landing
Een paard moet leren om na de hindernis zoveel- en zo snel mogelijk zijn gewicht op de achterhand te nemen. Pas dan is hij in staat om in aanleuning door te galopperen en de volgende sprong correct te nemen.



terug naar boven

Mentale training

• Laat je paard zoveel mogelijk ervaring opdoen, zodat alle situaties voor hem vertrouwd zijn.

• Ken je paard en zijn karakter. Een nerveus paard breng je eerst beperkt in nieuwe situaties terwijl je een flegmatiek paard juist wakker krijgt door hem iets nieuws aan te bieden.

• Zorg enerzijds voor veel afwisseling in je trainingen en tijdens je training, maar leer aan te voelen wanneer je paard het nodig heeft om juist even terug te grijpen op voor hem vertrouwde oefeningen om hem mentaal te steunen.

• Houdt je paard fris door af en toe een ontspannen buitenrit te doen met soortgenoten of rijdt eens een poosje geen wedstrijden.

• Probeer je paard zo min mogelijk bloot te stellen aan vervelende ervaringen.

• Stop je training met een positieve prestatie zodat je paard een goede herinnering overhoudt aan zijn laatste training.

• Weet zelf wat je wilt en houd plezier in je werk. Je paard zal dan ongetwijfeld ook meer plezier beleven aan zijn trainingen!


terug naar boven

Hartslag tijdens training

Gedeeltelijk uit:
Paard en sport
C. Munsters/C. v. Beckhoven


Gemiddelde hartslag van getraind paard:
rust
stap
draf
galop
28-40 slagen p/minuut
70-80 slagen p/minuut
100-110 slagen p/minuut
110-120 slagen p/minuut

Het doel van de training is om het lichaam even te prikkelen door een kort periode (1-2 minuten maximaal, afhankelijk van trainingsniveau) in het "rood" te gaan. Dit krijg je bij een getraind paard niet makkelijk voor elkaar. De gemiddelde dressuurtraining levert maar een matige lichamelijke inspanning en valt dus vaak niet onder een krachttraining, maar is ideaal om lenigheid en coördinatie te verbeteren.
Het gemiddelde omslagpunt ligt bij een warmbloedpaard bij 150-170 slagen per minuut. Komt de hartslag hierboven, dan krijgen de spieren met een gebrek aan zuurstof te kampen. Er wordt dan melkzuur aangemaakt (verzuring) en boven het omslagpunt neemt de verzuring steeds sneller toe met als gevolg spierpijn. Je gaat dan in het "rood". Je paard kan hier prima van herstellen, mits er maar weer zuursof bij de spieren komt; dus uitdraven en uitstappen en het lichaam laten herstellen. Als je te ver en te lang boven dit omslagpunt hebt gereden, dan kan dit herstel vele malen langer duren en de overcompensatie uitblijven.


terug naar boven

Voorbeeld trainingsschema van een week

Gedeeltelijk uit:
Paard en sport
C. Munsters/C. v. Beckhoven


maandag Springles
Alleen als je dat weekend geen zware prestaties hebt geleverd.
- warming-up
- springtechnieken
- 15 lage hindernissen op volgorde springen (laag parcours)
- 10 minuten stappen
- 15 lage hindernissen op volgorde springen (laag parcours)
- goed uitstappen en nog even draven

dinsdag Hersteltraining
- dressuur en evt. gymnastiseren
of
- longeren/stapmolen
of
- buiten rijden

woensdag Hersteltraining
- dressuur en evt. gymnastiseren
of
- longeren/stapmolen
of
- buiten rijden

donderdag Krachttraining
- licht galopwerk tussen de sprongen door en 3 keer 1.5 minuut snel galopperen of licht springwerk gedurende 1.5 minuut

- of een heuveltraining
5 keer heuvel op in stap
5 keer in draf
tijdens het heuvel op af en toe halthouden en weer aandraven of gaan stappen
tijdens het heuvel af rijden een keer halthouden en een paar pasjes achterwaarts

vrijdag Hersteltraining
- dressuur en evt. gymnastiseren
of
- longeren/stapmolen
of
- buiten rijden

zaterdag Hersteltraining
Een rustige hersteltraining met het oog op de wedstrijd van morgen. Oefen een paar laatste puntjes of ga lekker het bos in.

zondag Wedstrijd springen
Het moment van overcompensatie. Je paard verkeert in optimale conditie.


terug naar boven

Voorbeeld trainingsschema van een week nr.2


zaterdag Springles

zondag Lichte training
- warming-up 5-10 minuten)
- springtechnieken en springoefeningen herhalen van les (20-30 minuten)
- nog even draven (5 minuten)
- goed uitstappen

maandag Herstel
weidegang


dinsdag Hersteltraining
- buiten rijden

woensdag Hersteltraining
- korte dressuurtraining en evt. gymnastiseren

donderdag Springtraining thuis
- warming-up 5-10 minuten)
- springtechnieken en springoefeningen (20-30 minuten)
- goed uitstappen en nog even draven (5 minuten)

vrijdag Herstel
Weidegang
Indien het paard de volgende dag te fris zou zijn voor de les of voor een springconcours kun je een licht dressuurtraining doen of wat lenigheidsoefeningetjes.

vrijdag herstel
Weidegang
Indien het paard de volgende dag te fris zou zijn voor de les of voor een springconcours kun je licht dresusur doen of wat lenigheidsoefeningetjes.


terug naar boven

Springoefeningen in zakformaat
springboekje
Wil je verschillende springoefeningen en enkele parcoursschetsen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............

Dressuuroefeningen in zakformaat
dressuurboekje
Wil je verschillende dressuuroefeningen in een handig boekje?
Een leuk geschenk voor jezelf, je vriend(in) of familielid.

Lees meer ............


terug naar boven