Website vergroten/verkleinen: cltr-knop + scrollen


Paardenbegrippen



       A   B   C   D   E   F   G   H   I   K   L   M   N   O   P   Q   R   S   T   U   V   W   Z


A
BegripUitlegInfo
aan het bit gaan
De hals is, afhankelijk van de graad van africhting en de mate van verzameling in de gang, meer of minder opgericht en gewelfd. Het paard toont daarbij gehoorzaamheid met een licht en soepel contact van de teugel en algehele ontspanning. Het draagt het hoofd daarbij recht met de neus, in het algemeen, iets voor de loodlijn. Het nekgewricht blijft daarbij soepel en de nek het hoogste punt van de hals. Het paard toont geen enkele weerstand ten opzichte van zijn ruiter. Kortom het paard is ontvankelijk voor de hulpen van de ruiter.

info
aan de kuit
Het paard is berijd om op iedere minimale kuitdruk van de ruiter direct met een drang naar voren te reageren.

info
aanleuning
De licht verende druk op de teugel die het paard aanbiedt als gevolg van de voorwaartse inwerking van de ruiter nadat deze contact heeft genomen. De aanleuning wordt in de loop van de africhting steeds verder vervolmaakt en moet zo worden ontwikkeld, dat het paard op de rechte lijn de teugels gelijkmatig aanneemt en in de wending of volte meer aan de buitenteugel komt.

info
aanrijden
Een paard dat nog niet is bereden, leren het ruitergewicht te dragen en de basisgangen uit te voeren.

 
aansingelen
De singel vastmaken of strakker trekken.

 
achterhand
Het achterste eenderde gedeelte van een paard; het bekken, de achterbenen en de staart.

 
op de achterhand brengen
De achterbenen van het paard onder de massa brengen zodat het paard meer gewicht op de achterhand gaat dragen.

 
achteruitslaan
Een afweerreactie van het paard. De achterbe(e)n(en) worden krachtig richting de vijand getrapt.

 
afkauwen, het bit
Het paard volgt de hand van de ruiter als deze de teugel ontspant door zijn hoofd naar voren en beneden te brengen. Het paard kauwt op zijn bit, zijn mond schuimt. Dit is een teken van tevredenheid en een zekere en lichte aanleuning.

info
Aftekening
Aangeboren witte plekken, hoofdzakelijk op het hoofd en aan de benen. Het zijn identiteitskenmerken.

info
appuyement
Bij het appuyeren beweegt het paard over de diagonaal waarbij het paard in lengtebuiging, in een voorwaarts zijwaartse manier beweegt en kijkt in de richting waar hij heen gaat. Tijdens het appuyeren treedt het paard afwisselend met het binnen- en het buitenachterbeen onder het zwaartepunt. De buitenbenen treden voorlangs en voorbij de binnenbenen. De schouders moeten altijd leiden c.q. voor de achterhand uitgaan. De beweging wordt in stap, draf en galop gereden.

info

terug naar boven

B
BegripUitlegInfo
balans
De overeenstemming van de zwaartepunten van ruiter en paard.

 
barrage
Wanneer twee of meer combinaties bij een springwedstrijd gelijk ge�indigd zijn, wordt er een beslissende ronde gereden. Er zijn verschillende mogelijkheden om een beslissing af te dwingen, b.v. wie het snelste een rondje kan rijden (barrage op tijd) of wie de beste stijl heeft tijdens een extra ronde (barrage op stijl). Bij een barrage is een foutloze ronde de eerste bepalende factor en bij gelijke stand speelt de tijd of stijl een doorslaggevende rol. Heb je een fout gemaakt in de barrage gaat een foutloos parcours in de klassering voor een sneller/betere stijl parcours.

 
barreren
Zodra het paard zich heeft afgezet om een hindernis te springen wordt de bovenste balk (of een ijzeren stang) opgetild. Het paard raakt dan de balk of stang en wordt gestimuleerd om breder en hoger te gaan springen. Het barreren is verboden.

 
(aan het) been
Het direct en actief reageren op een lichte druk van de kuit(en).

 
begrenzende buitenteugel
Het aanhouden van de buitenteugel bij stelling of buiging van het paard om te voorkomen dat het paard over de buitenschouder wegvalt.

info
begrenzende kuit
De kuit iets achter de singel aanleggen om te voorkomen dat de achterhand van het spoor afwijkt.

info
behang
Sterke beharing van het onderbeen.

 
beleren
Een paard dat nog niet is bereden, leren het ruitergewicht te dragen en de basisgangen uit te voeren.

 
berg-op rijdenDe achterbenen worden onder of voorbij het zwaartepunt van het paard gereden. De voorhand wordt daardoor lichter, het paard lijkt zich op te richten en de achterhand wordt lager.  
beslag
Het hoefijzer of kunststof dat onder de hoef is aangebracht.

 
bijzetten
Een hulpteugel of touwtjes aanbrengen die het paard in een bepaalde houding dwingen. Een bijzetteugel is een directe verbinding tussen de singel en het bit, vaak met een elastische rubberen ring ertussen. De inwerking is afhankelijk van hoe hoog de bijzetteugel aan de singel wordt vastgemaakt.

info
binnenbeen
De binnenzijde tijdens het rijden is altijd de kant waarnaar het paard gebogen is. Als het paard om het rechterbeen wordt gebogen is de rechterzijde de binnenzijde. Rijd je op de rechterhand in de contragalop, dan is de linkerzijde de binnenzijde.(ook al is de binnenzijde van de rijbaan aan de rechterzijde). Het binnenbeen is het been aan de binnenzijde van het paard.

 
binnenzijde
De binnenzijde tijdens het rijden is altijd de kant waarnaar het paard gebogen is. Als het paard om het rechterbeen wordt gebogen is de rechterzijde de binnenzijde. Rijd je op de rechterhand in de contragalop, dan is de linkerzijde de binnenzijde.(ook al is de binnenzijde van de rijbaan aan de rechterzijde).

 
bolle zijde paard
Elk paard heeft een natuurlijke scheefheid. De bolle zijde is de kant waar de spieren het langst zijn.

 
buiging
De wervelkolom van het paard is zijdelings gebogen. De buiging is fysiek beperkt. Buiging + stelling = lengtebuiging.

info
buitenbeen
Het buitenbeen is het been aan de buitenzijde van het paard.

 
buitenteugel
De buitenteugel is de teugel aan de buitenzijde van het paard.

 
aan buitenteugel rijden
In wendingen, voltes en buiging het paard met het binnenbeen naar buiten drukken zodat er meer druk op de buitenteugel ontstaat. O.a. de aanleuning en lengtebuiging kunnen dan bepaald worden door de buitenteugel.

 
buitenzijde
De buitenzijde tijdens het rijden is altijd de kant waarnaar het paard niet gebogen is. Als het paard om het rechterbeen wordt gebogen is de linkerzijde de buitenzijde. Rijd je op de rechterhand in de contragalop, dan is de rechterzijde de buitenzijde.(ook al is de binnenzijde van de rijbaan aan de rechterzijde).

 

terug naar boven

C
BegripUitlegInfo
cadans
Onder cadans verstaat men de kracht, het tactmatige, ritmische en harmonieuze van de beweging. Bij cadans is sprake van meer uitdrukking en meer "veer". Cadans, zoals deze zichtbaar is in draf, vloeit voort uit een zuiver evenwicht, te zien als het paard zich voortbeweegt in goede regelmaat, met impuls en in balans. De cadans moet in alle drafoefeningen en in alle variaties van de draf behouden blijven.

info
carrousel
Een dressuurproef rijden in een formatie met meer dan 8 paarden.

 
cavaletto
Een balkje van ongeveer 2.50m breed en is 5 tot 25 cm. van de grond. Ze worden in rijtjes achter elkaar geplaatst voor de training van soepelheid en behendigheid, waarbij de cavaletti op verschillende hoogtes gezet kunnen worden. Ze kunnen meestal gestapeld worden tot een kleine hindernis.

info
combinatie
1. Een paard met een ruiter. 2. Twee of drie hindernissen met minder dan twee galopsprongen tussen de afzonderlijke hindernissen.

 
contragalop
Dit is een galop waarbij de ruiter het paard op de linkerhand met opzet rechts laat galopperen of op de rechterhand met opzet links laat galopperen. Op een volte in contragalop houdt het paard zijn natuurlijke stelling naar de buitenkant van de volte en is dus licht gebogen naar de zijde van de betreffende galop. De contragalop is dus een galop waarbij het buitenvoorbeen voorgrijpt.

info
contact (teugel)
De verbinding die de ruiter met de hand, via de teugel, tot stand brengt met de mond van het paard, waarbij de druk op de teugel gelijk blijft. Wanneer bij deze contactteugel, de druk van het bit op de lagen in de mond van het paard, wordt omgezet in de druk die het paard neemt op het bit, onder invloed van de inwerking van de ruiter met zit en kuit, dan is er sprake van aanleuning.

info
couperen
De staart afbinden zodat de stomp afsterft en afvalt. Werd veelal uitgevoerd bij koudbloedpaarden maar is tegenwoordig verboden.


terug naar boven

D
BegripUitlegInfo
diagonale hulpen
Het gebruik van de hulpen aan de tegenovergestelde kant van het paard, zoals het rechterbeen en de linkerhand.

info
doorlatendheid
Een paard dat gewillig en direkt op de hulpen reageert. Hij laat de impuls die in de achterhand wordt opgewekt door de hulpen van de ruiter, doorvloeien in een losgelaten rug naar de mond en daarmee naar de hand van de ruiter.

info
een paard doorrijden
Het paard is slechts aangereden en kent de basisgangen. Hij moet nu verder getraind (doorgereden) worden om het samenspel van zit, kuit en hand te leren zodat hij beter in staat is om gevraagde figuren uit te voeren.

 
doorzitten
De ruiter blijft tijdens het draven constant in het zadel zitten in tegenstelling tot lichtrijden.

info
dressuur
Oefening en training die de fysieke kwaliteiten en de mogelijkheden van een paard ontwikkelen.

 
dressuurproef
Een vastgelegde volgorde van dressuuropdrachten. Een proef wordt op een wedstrijd getoond aan een jury en voor de verschillende onderdelen wordt een cijfer gegeven.

 
drijven
Het paard met de kuit(en) aansporen tot een actie of vermeerderde actie van de achterhand.

 

terug naar boven

E
BegripUitlegInfo
eenzijdige kuithulp
De kuithulp aan één zijde van het paard.

 
eennvoudige galopwissel
In de eenvoudige galopwissel gaat het paard van de ene galop over in de andere via drie of vier passen in stap of draf.

 
evenwicht
Het paard verdeelt in alle gangen zijn totale belasting gelijk over 4 benen.

 
exterieur
De lichaamsbouw van een paard; de structuur, vorm en de houding van de verschillende lichaamsdelen.

 

terug naar boven

F
BegripUitlegInfo
fit
Het paard is fysiek in orde en vertoont geen tekenen van zwakte of ziekte welke zijn prestaties zouden kunnen be�nvloeden.

 
flemen
De gezichtsuitdrukking van een paard die een bepaalde reuk waarneemt, waarbij hij het hoofd opheft en de bovenlip dusdanig opkrult, dat de snijtanden zichtbaar worden. Komt het vaakst voor bij hengsten die een hengstige merrie ruiken.

 
fris (het paard)
Het paard toont veel bewegingsbereidheid en activteit.

 

terug naar boven

G
BegripUitlegInfo
gang
Beschrijft een speciale beenvolgorde en ritme van de beweging van een paard zoals stap, draf, galop, t�lt, enz..

info
galopwissel
Een paard gaat over van de linker- in de rechtergalop of andersom.

info
gelijkzijdige hulpen
Het gebruik van de hulpen aan dezelfde kant van het paard, zoals het rechterbeen en de rechterhand.

info
geven, zich (het paard)
Het paard is totaal ontspannen en gewillig om op ieder verzoek van de ruiter of begeleider het gevraagde te willen uitvoeren.

 
geven, teugel
Het paard wordt zoveel halsvrijheid gegeven dat het contact met de mond nog juist onderhouden wordt, waarbij de druk op de teugel minder wordt. De elastische verbinding tussen ruiterhand en paardenmond mag niet verbroken worden.

 
gewichtshulp
Hieronder verstaat men de inwerking van het ruitergewicht, dat het bovenlichaam via het zitvlak op de rug van het paard overbrengt. De inwerking ervan ontstaat door verplaatsing van het zwaartepunt. Men kan gewichtshulpen op de volgende manier geven: tweezijdig, eenzijdig, ontlastend

info
groen paard
Een paard dat slechts is aangereden.

 
groom
Een persoon die het paard poetst, toiletteert, opzadelt (en vaak verzorgt), voor de ruiter en de ruiter assisteert op de wedstrijd.

 
grondbalk
Een grondbalk wordt vlak voor de hindernis op de grond gelegd om het paard te helpen de hoogte en afstand van de hindernis in te schatten

info
guste merrie
Een merrie die na bevruchting niet drachtig is geworden.

 

terug naar boven

H
BegripUitlegInfo
halsstrekken
De ruiter staat het paard toe zijn hoofd en hals in een geleidelijke beweging naar voren te brengen, met de neus voor de loodlijn tot ongeveer kniehoogte. De ruiter bewaart het contact met de mond en onderhoudt een lichte aanleuning. De kwaliteit van het halsstrekken wordt veel meer beoordeeld naar de totaalindruk zoals genoemd in het "scala van de africhting". Dat wil zeggen dat de regelmaat (takt) van de beweging, de ontspanning en souplesse, de aanleuning, de impuls, en het rechtgericht zijn de kwaliteit van de oefening mede bepalen.

info
halve ophouding
Een halve ophouding is een bijna onzichtbare, bijna gelijktijdige actie van zit, kuiten en de hand van de ruiter, met de bedoeling om de aandacht en de juiste balans van het paard te krijgen voorafgaand aan de uitvoering van diverse oefeningen zoals een overgang, een tempowisseling in de gang zelf, een wending en vele andere oefeningen. Het paard wodt aangedreven met zit en kuit waarna bijna gelijktijdig de opgewekte voorwaartse drang wordt opgevangen door de vingers om de teugels te sluiten en weer te ontspannen.

info
in de hand stellen
Wanneer het paard voor de kuit is, aan de teugel is en nageeflijk is.

 
stille hand
De ruiter is in staat om een gelijkblijvend contact te houden met de paardenmond, onafhankelijk van de beweging van zijn eigen lichaam en die van het paard.

 
tegen de hand
Als het paard nog niet voldoende nageeflijk is door b.v. een gevoelige of stijve rug of omdat het zijn hoofd (nog) niet kan afbuigen.

 
(van) hand veranderen
In de rijbaan de andere kant op gaan rijden.

 
harnachement
Het materiaal om een paard op te tomen, zoals zadel en hoofdstel.

info1
info2
info3
hele ophouding
Het tot stilstand brengen van het paard.

 
horizontaal evenwicht
De voorhand en de achterhand worden gelijkmatig belast.

 
hoefslag
Het spoor langs de kant in de rijbaan.

info
(op) hol slaan
Het oncontroleerbaar en doelloos wegstormen van een paard, meestal na een schrikreactie.

hoofdstel
Een hoofdstel is bedoeld om het bit in de mond van het paard vast te houden en de teugels aan te bevestigen. Er zijn ook hoofdstellen voor een bitloze optoming.

info
hulpen
De hulpen zijn de middelen waarmee je met je paard communiceert. Naruurlijke hulpen: kuithulp, teugelhulp, zithulp, gewichtshulp en stem. Kunstmatige hulpen: zweep, sporen, hulpteugels.

info
hulpteugel
Een tijdelijk hulpmiddel om het hoofd van het paard in zijn beweging te beperken.

info

terug naar boven

I
BegripUitlegInfo
insemineren
Het kunstmatig bevruchten van een merrie.

 
instinct
De van nature aanwezige drang (erfelijk en soortspecifiek) tot het uitvoeren van bepaald gedrag, waarbij ervaring of leren geen rol speelt. Een instinct van het paard is b.v. vluchtgedrag als hij zich bedreigd voelt.

 
impuls
Een door de ruiter beheerste drang voorwaarts; Het doorgeven van een ijverige en energieke, goed gecontroleerde stuwende activiteit (drang naar voren), opgewekt vanuit de achterhand, die het atletisch vermogen van het paard benadrukt.
 

terug naar boven

K
BegripUitlegInfo
klophengst
Een hengst waarvan één of beide teelballen (testikels) niet ingedaald zijn. Zij bevinden zich in de buikholte in plaats van in de balzak (scrotum). Als beide testikels niet in de balzak liggen is de hengst onvruchtbaar. De hengst gedraagt zich echter wel als een hengst.

 
knipogen
De merrie maakt verwijdende- en sluitende bewegingen met de vulva waarbij ze haar staart meestal omhoog brengt. Een teken van hengstigheid.

 
kreupel
Het paard loopt kreupel als de benen ongelijk belast of bewogen worden. Te merken door verlies van takt en ritme.

info
(aan de) kuit
Het direct en actief reageren op een lichte druk van de kuit(en).

info
kuithulpen
De hulpen die je uitoefent met je kuiten: tweezijdig voorwaartsdrijvende, begrenzende, zijwaartsdrijvende kuithulpen.

info
kunstmatige hulpen
Het gebruik van zweep, sporen, bit en hulpteugels.

info

terug naar boven

L
BegripUitlegInfo
laterale hulpen
Het gebruik van de hulpen aan dezelfde kant van het paard, zoals het rechterbeen en de rechterhand.

info
lengtebuiging
Het paard is door het gehele lichaam (van hoofd tot staart) gebogen. De lengtebuiging, die het goed gereden paard dient te tonen bij het rijden van voltes, wendingen, zijgangen en figuren, is afhanklelijk van het verloop van de gebogen lijn in combinatie met de graad van africhting, behorend bij het gevraagde niveau.

info
lichtrijden
Bij het lichtrijden laat je je iedere tweede pas wegvallen door licht op de beugels te steunen en gelijktijdig sluiten van de benen weer uit het zadel te laten verheffen. Je zit alleen in het zadel op het moment dat het paard een diagonaal paar benen opbeurt. Al naar gelang je uit het zadel komt op het moment dat een bepaald voorbeen wordt opgetild spreekt men van het rijden op het rechter- linkerbeen.

info
longeren
De longeur houdt een longeerlijn (een lange lijn van ongeveer 9 meter) vast en laat het paard om hem heen rondjes lopen. Het paard wordt geleerd om op commando oefeningen uit te voeren en kan op deze manier aan de hand beleerd en/of getraind worden.

info
losheid
ontspanning
souplesse

De tactmatige bewegingen zijn alleen juist als ze over een verende rug gaan en de spieren van het paard ongedwongen en soepel worden aangespannen en ontspannen. Alleen een paard, dat zowel psychisch als fysiek ontspannen is (ook ongedwongenheid genoemd), kan ontspannen gaan en tot zijn volledige werkwilligheid en prestatievermogen komen. De gewrichten van het ontspannen paard moeten zich gelijkmatig buigen en strekken en het paard moet duidelijk van binnenuit meewerken. Er mogen nergens blokkades optreden. Het paard moet open staan voor de hulpen van de ruiter.

info

terug naar boven

M
BegripUitlegInfo
middenhand
Het middelste ��nderde gedeelte van een paard; Buik en rug.

 

terug naar boven

N
BegripUitlegInfo
nageeflijkheid
Is "losgelatenheid" in nek en kaakgewricht, ontstaan vanuit een vermeerderde ondertredende achterhand.

info
natuurlijke hulpen
Het gebruik van zit-, been-, teugel-, en stemhulpen.

info

terug naar boven

O
BegripUitlegBegrip
onafhankelijk zit
De ruiter zit in de juiste balans en houding op het paard zodat hij in staat is om zijn armen, benen, handen, hoofd, zit en bovenlichaam onafhankelijk van elkaar te bewegen.

 
onbeleerd
Het paard heeft nog niet geleerd om een ruiter te dragen.

 
onder-
steunende hulpen

Het gebruik van zit- en gewichtshulpen.

info
ontlastende zit
Een zithouding waarbij de ruiter het zitvlak boven de paardenrug verheft om de rug van het paard te ontlasten. Deze houding komt de ruiter minder uit het zadel dan bij de verlichte zit.

info
ontspanning
souplesse
losgelatenheid

De tactmatige bewegingen zijn alleen juist als ze over een verende rug gaan en de spieren van het paard ongedwongen en soepel worden aangespannen en ontspannen. Alleen een paard, dat zowel psychisch als fysiek ontspannen is (ook ongedwongenheid genoemd), kan ontspannen gaan en tot zijn volledige werkwilligheid en prestatievermogen komen. De gewrichten van het ontspannen paard moeten zich gelijkmatig buigen en strekken en het paard moet duidelijk van binnenuit meerwerken. Er mogen nergen blokkades optreden. |het paard moet open staan voor de hulpen van de ruiter.

info
oprichten
Door het verzamelen (onderbrengen) van de achterhand verkrijgt men verlichting van de voorhand waardoor oprichting in de voorhand ontstaat en de voorbenen vrijer bewegen. De stappassen, de drafpassen en de galopsprongen worden korter zonder in te boeten in vlijt en activiteit, wat in draf en galop leidt tot een verhevener beweging met volledig behoud van impuls.

info
overgang
Het overgaan van de ene in de andere gang van het paard. B.v. stap-draf, stap-galop, galop-draf enz.

info

terug naar boven

P
BegripUitlegBegrip
paddock
Een omheinde kleine ruimte, zijnde geen weiland, waar het paard kan verblijven.

 
pismerrie
Een merrie die veelvuldig hengstig gedrag vertoont (terwijl ze niet hengstig is), vooral in onzekere situaties en/of bij het contact met andere paarden. De merrie biedt zich aan door enigszins door de achterbenen te zakken en vocht af te scheiden.

 
plastron
Een versiering in de hals van de amazone behorende bij de wedstrijdkleding.

 
progressieve overgang
Een overgang naar een snellere of tragere gang. B.v. stap-draf,galop-draf,stap-halt

info
niet progressieve overgang
Een overgang naar een snellere of tragere gang waarbij je één of meerdere tussenliggende gangen niet toont. B.v. halt-draf, stap-galop, galop-halt

info

terug naar boven

Q
BegripUitlegInfo
quarantaine
Een paard afzonderen van zijn soortgenoten ter voorkoming van het overbrengen van besmettelijke ziektes.

 

terug naar boven

R
BegripUitlegInfo
rad
Een paard dat niet "rad" is, is niet kreupel maar vertoont een terughoudendheid in de beweging waardoor je merkt dat er iets aan de hand is.

 
recht richten
Een rechtgericht paard is recht op de rechte lijn en zoveel gebogen op de gebogen lijn als die lijn van hem vraagt. Dit wil zeggen dat de afdrukken van de achtervoeten in het spoor van de afdrukken van de voorvoeten treden. Met zegt ook: het paard "spoort".

info
regelmaat
Onder regelmaat wordt het gelijk blijven in tijdsduur van de ondersteuningsmoment van de benen van het paard en de gelijke paslengte behorende bij de desbetreffende gang verstaan. Het gaat om gelijkmatigheid van de beweging naar afstand en tijdsduur; iedere pas even lang (bijvoorbeeld kort - lang is onregelmatig).

 
remontezit
Een zithouding die er speciaal is voor jonge paarden. De kenmerken zijn als bij de ontlastende zit en verlichte zit maar de ruiter geeft meer toe met de teugels zodat het paard in een voorwaarts-neerwaartse beweging kan lopen. De schouders zijn daardoor iets meer gebogen en het been ligt soms iets meer naar voren.

info
ritme
Met ritme wordt bedoeld de gelijkmatigheid in tijdsduur van de beweging tussen optillen en neerzetten van de benen. Dat wil zeggen dat iedere pas even lang duurt. Het door het paard in alle gangen vasthouden van het ritme is het basisbeginsel voor de dressuur.

info

terug naar boven

S
BegripUitlegInfo
scala van de africhting
Het doel van de dressuur waarbij het paard uiteindelijk een "happy athlete" is geworden, wordt bereikt langs de weg van de "scala der africhting". 1. Takt, 2.losgelatenheid, 3. aanleuning, 4. impuls, 5. rechtgerichtheid, 6. verzameling

info
schoft
Het hoogste punt van de paardenrug welke wordt gevormd door het doornuitsteeksel van de eerste borstwervel.

 
schouwhengst
Om een dure hengst niet te overbelasten of op het verkeerde moment in te zetten wordt een rustige niet zo dure hengst in de buurt van de merrie gebracht om te zien of de merrie hengstig is.

 
schwung
Een paard dat los en soepel door het gehele lichaam beweegt (swingt) met veel (optimale) impuls vanuit de achterhand.

 
slipjacht
Een vossenjacht waarbij geen echte vos wordt achtervolgd. De meute honden volgt een van te voren getrokken spoor. Het spoor wordt getrokken met een gesleepte dierenhuid als nepprooi.

 
springzit
Een zithouding waarbij de ruiter het zitvlak boven de paardenrug verheft om de rug van het paard te ontlasten.

info
souplesse
ontspanning
losgelatenheid

De tactmatige bewegingen zijn alleen juist als ze over een verende rug gaan en de spieren van het paard ongedwongen en soepel worden aangespannen en ontspannen. Alleen een paard, dat zowel psychisch als fysiek ontspannen is (ook ongedwongenheid genoemd), kan ontspannen gaan en tot zijn volledige werkwilligheid en prestatievermogen komen. De gewrichten van het ontspannen paard moeten zich gelijkmatig buigen en strekken en het paard moet duidelijk van binnenuit meerwerken. Er mogen nergen blokkades optreden. |het paard moet open staan voor de hulpen van de ruiter.

info
Het paard spoort
Een rechtgericht paard is recht op de rechte lijn en zoveel gebogen op de gebogen lijn als die lijn van hem vraagt. Dit wil zeggen dat de afdrukken van de achtervoeten in het spoor van de afdrukken van de voorvoeten tredden. Met zegt ook: het paard "spoort".

info
spreidzit
De ruiter hangt in de beugels en zijn kuiten liggen niet aan het paard.

 
stalmoed
Een paard dat overdreven veel bewegingsdrang heeft als hij net uit de stal gehaald is.

 
stelling
Door het geven van de juiste hulpen van de ruiter is het paardenhoofd iets naar links of naar rechts gebogen.

info
stoelzit
De ruiter zit met zijn benen te ver naar voren en met zijn zitvlak te ver naar achteren.

 

terug naar boven

T
BegripUitlegInfo
takt
Met takt wordt ritme, exacte regelmaat en de juiste volgorde van de beenzetting behorende bij de desbetreffende gang bedoeld (stap viertakt, draf tweetakt en galop drietakt). Takt is de gelijkmatigheid van de beweging naar afstand (lengte) en tijd. Daarmee wordt bedoeld, dat ieder pas even groot is en even lang duurt alsook dezelfde bewegingsafloop heeft.

info
tempo
Onder tempo wordt de voorwaartse snelheid van de beweging in alle gang verstaan.

 
terugrijden
Een paard terugnemen in tempo met behoud van activiteit.

 
tegen de teugel rijden
De activiteit van de achterhand die is opgewekt door het aandrijven van de ruiter, wordt via een welvende rug, hals en nek overgebracht op het bit. De ruiter vangt deze activiteit op met de teugel.

 
toestaan
De soepel meegaande beweging van de ruiterhand met de mond van het paard, met behoud van contact en aanleuning. De druk op de teugel blijft gelijk. Het voorwaarts gaan vanuit b.v. halthouden kan niet zonder toestaan van de ruiterhand.

 
vragende teuglhulp
Wordt gegeven door steeds met de nodig intensiteit de hand kort te sluiten of, bij een iets sterkere hulp, de pols iets naat binnen te draaien. Op iedere vragende teugelhulp moet een toestaande teugelhulp volgen.

 

terug naar boven

U
BegripUitlegInfo
uitbreken
1. Een paard dat uit een afgesloten wei ontsnapt. 2. Een paard dat langs de hindernis gaat in plaats van er over te springen.

info

terug naar boven

V
BegripUitlegInfo
verlichte zit
Een zithouding waarbij de ruiter het zitvlak boven de paardenrug verheft om de rug van het paard te ontlasten.

info
verzameling
Het dragen van meer gewicht op de achterhand dankzij het sterker buigen van de heup-, knie- en spronggewrichten van de achterbenen en het daardoor verder onder het zwaartepunt treden. Het achterbeen wordt sneller en de paslengte kleiner en meer verheven.

info
volte
Een cirkel

info
voorhand
Het voorste eenderde gedeelte van een paard; hoofd, nek en hals, schouder, schoft en voorbenen.

 
voorwaart-neerwaarts
De ruiter staat het paard toe zijn hoofd en hals in een geleidelijke beweging naar voren en beneden te brengen, met de neus voor de loodlijn. Het africhtingsniveau van het paard is medebepalend tot hoe diep het paard zijn hoofd kan laten zakken, maar minimaal boeghoogte is het streven. De hals is daarbij relatief lang, maar niet geheel gestrekt. De ruiter bewaart het contact met de mond en onderhoudt een lichte aanleuning. De regelmaat (takt) van de beweging, de ontspanning en souplesse, de aanleuning, de impuls, en het rechtgericht zijn dienen behouden te blijven.

info
voorwaarts paard
Het paard heeft veel looplust.

 
vrije stap
Is een ontspannen gang in rust. De ruiter staat het paard toe zijn hoofd en hals naar voren en naar beneden te brengen tot minimaal horizontale lijn (boeghoogte), met een lichte aanleuning. De stap moet zoveel mogelijk met de natuurlijke stap van het onbelaste paard overeenkomen.

info

terug naar boven

W
BegripUitlegInfo
weerstand biedende teugel
Het sluiten van de op de plaats blijvende hand om de vermeerderde druk van het paard op het bit te weerstaan tot het moment dat het paard zich ontspant in de nek en kaak en nageeft als gevolg van de inwerkende zit- en teugelhulp. Wanneer het paard ontspant, moet de ruiter de hand ontspannen.

info

terug naar boven

Z
BegripUitlegInfo
zadelmak
Een paard dat geleerd heeft om met een zadel op zijn rug te bewegen maar hij kent het ruitergewicht nog niet.

 
zijgang
Onder zijgangen worden bewegingen van het paard verstaan waarbij de voor- en de achterbenen in twee hoefslagen lopen. Een aantal oefeningen worden gevraagd in dressuurwedstrijden, maar ze zijn ook handig om je paard goed aan het been te maken en om de souplesse te verbeteren.

 
paard gaat zitten
De achterbenen buigen en worden onder het zwaartepunt van het paard gebracht, zodanig dat de achterhand zakt. Bijvoorbeeld waar te nemen bij een juist uitgevoerde tempoversnelling of bij een juiste afzet van een paard voor een hindernis.

 
zweefmoment
Het moment in de draf en de galop waarop het paard alle vier de benen van de grond heeft.

 
zwilwrat
Een uit hoorn bestaande onregelmatigheid aan de binnenzijde van de voorbenen. Een overblijfsel van de duim.

 
terug naar boven